68012009097.book Page 117 Tuesday, May 21, 2013 11:44 AM
Raadpleeg figuur 3 en figuur 4 op pagina 8 alvorens de
voedingskabel te leggen of aan te sluiten en volg de volgende
procedure.
1. Als het voertuig geen voedingsaansluiting in de cabine
heeft, trek de rode en zwarte voedingskabels dan door
het schutbord naar het motorcompartiment. Gebruik de
bestaande opening of boor indien nodig een gat met een
doorsnede van 2 cm door het schutbord. Breng een
pakkingsring in het gat aan om beschadiging van de
voedingskabel te voorkomen. De rode en zwarte draad
moeten een voor een door het gat worden gestoken.
2. Knip de zwarte draad op de benodigde lengte af en
bevestig de draad aan het chassis van het voertuig.
Controleer dat de zekering op 20 tot 30 cm afstand
van het aansluitingspunt zit.
3. Sluit de rode (A+) draad in het motorcompartiment als
volgt aan op de accu:
a. Knip de rode draad op de gewenste lengte, verwijder
het plastic van het uiteinde en krimp een
aansluitingsring (niet meegeleverd) aan de draad.
Controleer dat de zekering op 20 tot 30 cm afstand
van het aansluitingspunt zit.
b. Sluit de rode draad aan op de positieve (+) pool van
de accu van het voertuig. Zet de draad langs de hele
lengte om de 10 cm met kabelbanden vast.
4. Controleer dat de draden in het motorcompartiment geen
van de bedieningselementen verhinderen en dat ze geen
hete of bewegende delen van de motor raken.
5. Voer de volgende stappen uit voor installatie op het
contact:
a. Knip de lange blauwe draad op de gewenste lengte,
verwijder het plastic van het uiteinde en krimp een
aansluitingsring (niet meegeleverd) aan de draad.
Controleer dat de zekering op 20 tot 30 cm afstand
van het aansluitingspunt zit. Bevestig de draden niet
aan de montagebouten van de accu; gebruik in plaats
daarvan de dichtstbij liggende accu-aansluiting. Indien
er een storing in het elektrische systeem van het
voertuig optreedt, kan de voertuiglader/houder
beschadigd raken.
b. Sluit de blauwe draad aan op de contactschakelaar.
Controleer dat de spanning hoog is als het contact aan
staat, bij het starten en als de motor loopt. Als het
contact uit staat, moet de spanning laag zijn.
117