Nederlands
OPGELET: verricht de installatie volgens de technische normen met behulp van geschikte
gereedschappen; volg nauwgezet de montage handleiding. Ga voor de installatie na of er plaatselijk of
nationaal regelgeving van toepassing is voor het bedoelde gebruik (privé, kantoor, winkels, enz.).
Vooraleer u met de montage begint, pakt u alle onderdelen van de trap uit. Spreid de onderdelen
uit op een voldoende grote oppervlakte, en verifieer het aantal stukken (TAB. 1: A = code, B =
hoeveelheid).
In deze doos vindt u ook een DVD. Wij raden u aan deze te bekijken alvorens met de montage te
beginnen.
Montage
1. Meet nauwkeurig de hoogte van vloer tot vloer.
2. Bereken de waarde van de stootplank:
1) trek 22 cm af van de waarde die u bekwam voor de hoogte van vloer tot vloer;
2) deel deze waarde door het aantal stootplanken min één.
Bijvoorbeeld: voor een gemeten hoogte van vloer tot vloer van 268 cm en een trap met 12
stootplanken; (268 – 22 / 12 – 1) = 22,36 cm
3. Bepaal de positie waar de N19 steun (fig. 1) moet komen, waarbij u rekening dient te houden met
het volgende:
1) in de stootplank, zoals daarnet berekend, is ook de dikte van de trede begrepen L40 (fig. 2).
2) positioneer de N19 steun rekening houdend met het type gat (fig. 3)
4. Boor de gaten met een Ø 14 mm boor.
5. Op de grond monteert u de steunen N19, N18, N17 en N16 in een rechtlijnige configuratie,
rekening houdend met de stootplank zoals daarnet berekend. Gebruik componenten C15, B71
en B75 (fig. 1). Span voldoende aan, goed wetende dat de N19, N18, N17 en N16 steunen nog
steeds gedraaid moeten worden voor de B configuratie.
6. Hef de structuur met de N19 steun omhoog en laat ze in contact komen met de plafondopening
(fig. 4). Mocht het trappenhuis te nauw zijn, dan mag u een paar steunen draaien.
7. Zet de N19 steun definitief vast, gebruik makend van component C39 (fig. 1).
8. Bepaal op dit punt welke de eerste trede is bovenaan. Boor gaten in de treden L40 met behulp
van de kartonnen mal L41 die meegeleverd is in de verpakking. Wissel hierbij een rechter trede af
met een linker (fig. 3).
9. Beslis waar u de trapleuning gaat monteren (binnen of buiten) en boor gaten in de treden L40 met
een Ø 6,5 mm boor, volgens de metingen in de tekeningen voor elke configuratie (fig. 3)
10. Monteer de F29 componenten en zet ze vast, gebruik makend van componenten C14, B83, C49,
C13 en B02 (fig. 1).
11. Zet de treden L40 definitief vast, waarbij u van boven vertrekt en naar beneden toewerkt tot aan
steun N16, gebruik makend van componenten C57/C40 (fig. 1).
12. 1. Configuratie A (rechtlijnig) vereist geen verdere manipulaties (fig. 3)
2. Configuratie B vereist een rotatie van 5° (fig. 3)
13. Om de steunen 5° te draaien, gaat u als volgt tewerk:
a. Met een potlood trekt u, op het punt waar de twee steunen samenkomen, twee vertikale lijnen
op een afstand van 3,5 mm (fig. 5).
b. Maak de C15 componenten losser, steun per steun, startend van bovenaan, u draait ze tot de
ene lijn met de andere samenkomt.
c. Zet de C15 componenten definitief vast (fig. 1)
Het monteren van de trapleuning
14. Maak de leuningstijlen op maat, zoals wordt getoond in de diagrammen. De leuningstijlen die aan
het uiteinde staan, en waarvoor de diagrammen geen maten tonen om ze op de juiste lengte te
16 - ky