6.4 Beschrijving van storingsmeldingen
Als een storing optreedt, dan wordt het symbool
code met 14 karakters in het display weergegeven. Als de storing automatisch is gereset en de code niet langer zichtbaar is, open dan
het storingslogboek om het type storing te zien (zie afb. 13). Als u het storingslogboek verlaat, dan verdwijnt het symbool
De laatste 20 storingen worden opgeslagen in het storingslogboek als storingscodes. De betekenis van de storingscodes staat beschre-
ven in de onderstaande tabel:
Storings-
Betekenis
code
Storing in fasenvolg-
F001
orde
F002
Eén fase ontbreekt
Hoog vloeistofni-
F003
veau
F004
Sensorstoring
Te hoge tempera-
F005
tuur, pomp 1
Te hoge tempera-
F006
tuur, pomp 2
Te hoge stroom,
F007
pomp 1
Te hoge stroom,
F008
pomp 2
Te lage stroom,
F009
pomp 1
Te lage stroom,
F010
pomp 2
Bedrijfstijd over-
F011
schreden, pomp 1
Bedrijfstijd over-
F012
schreden, pomp 2
F013
Externe storing
F014
Batterijstoring
Relais of geleider
F015
opent niet, pomp 1
Relais of geleider
F016
sluit niet, pomp 1
zichtbaar, wordt een hoorbaar alarm gegeven door de zoemer en wordt de storings-
Weergegeven
Knipperende
tekst
symbolen
F001
F002
F003
SENSOR
-
TEMP
TEMP
F009
F010
F011
F012
F013
F014
EXT
-
BAT
-
RELAY
RELAY
Resetten van
storingsmel-
Omschrijving
dingen
Auto Handm
(Alleen voor driefasenpompen)
●
De fasenvolgorde tussen regelkaart en voedingspanning is
verkeerd. Zie afb. 14.
(Alleen voor driefasenpompen)
●
●
Eén fase ontbreekt.
Het vloeistofniveau is hoog in verhouding tot de vooraf inge-
●
●
stelde waarde.
●
●
Sensorsignaal buiten bereik of weg.
Thermische schakelaars van de motor die zijn aangesloten
●
●
op de regelaar schakelen pomp 1 uit in geval van oververhit-
ting.
Thermische schakelaars van de motor die zijn aangesloten
●
●
op de regelaar schakelen pomp 2 uit in geval van oververhit-
ting.
Pomp 1 wordt uitgeschakeld als een te hoge stroom wordt
●
gemeten gedurende een bepaalde tijdsduur (blokkeringsbe-
veiliging).
Pomp 2 wordt uitgeschakeld als een te hoge stroom wordt
●
gemeten gedurende een bepaalde tijdsduur (blokkeringsbe-
veiliging).
Pomp 1 wordt uitgeschakeld als een te lage stroom wordt
●
●
gemeten gedurende een bepaalde tijdsduur (droogloopbe-
veiliging).
Pomp 2 wordt uitgeschakeld als een te lage stroom wordt
●
●
gemeten gedurende een bepaalde tijdsduur (droogloopbe-
veiliging).
Pomp 1 wordt uitgeschakeld als de normale bedrijfstijd van
de pomp is overschreden, d.w.z. vanwege ontluchtingspro-
blemen van het pomphuis, gesloten persklep (vergeten te
openen na service/onderhoud), vergeten terug te schakelen
●
●
naar automatische modus, als de ON-OFF-AUTO-schake-
laar op "ON" staat voor service/onderhoud. Een daaropvol-
gend noodbedrijf begint en schakelt de pomp automatisch uit
tot de regelaar een normaal uitschakelsignaal van de sensor
krijgt. De regelaar schakelt dan terug naar normaal bedrijf.
Pomp 2 wordt uitgeschakeld als de normale bedrijfstijd van
de pomp is overschreden, d.w.z. vanwege ontluchtingspro-
blemen van het pomphuis, gesloten persklep (vergeten te
openen na service/onderhoud), vergeten terug te schakelen
●
●
naar automatische modus, als de ON-OFF-AUTO-schake-
laar op "ON" staat voor service/onderhoud. Een daaropvol-
gend noodbedrijf begint en schakelt de pomp automatisch uit
tot de regelaar een normaal uitschakelsignaal van de sensor
krijgt. De regelaar schakelt dan terug naar normaal bedrijf.
Een externe niveauschakelaar kan worden aangesloten op
de regelaar om een alarm te geven wanneer de kelder buiten
●
de opvoerinstallatie is overstroomd door grondwater of water
uit een gesprongen waterleiding.
●
●
De batterij is leeg en moet worden vervangen.
Pomp 1 ontvangt een signaal om uit te schakelen, maar rea-
●
geert niet. Deze situatie wordt gedetecteerd via stroomme-
ting.
Pomp 1 ontvangt een signaal om in te schakelen, maar rea-
geert niet. Deze situatie wordt gedetecteerd via stroomme-
ting.
.
427