Vul het systeem met niet meer koelmiddel dan voorgeschreven
om defecten aan de compressor te voorkomen.
Deze buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar
afhankelijk van de leidingdiameter en -lengte vereisen bepaalde
systemen een bijvulling van extra koelmiddel. (Raadpleeg
"Berekening van het bij te vullen extra koelmiddel" op pagina 8).
Gebruik uitsluitend installatiegereedschap dat voor installaties
met R-410A bestemd is, tegen hogere druk bestand is en
verontreiniging van het systeem voorkomt.
Pomp het koelmiddel in vloeibare toestand in de vloeistofleiding.
Omdat R-410A een gemengd koelmiddel is, verandert de
samenstelling als het koelmiddel in gasvormige toestand wordt
gevuld. Hierdoor is de normale werking van het systeem niet
meer gegarandeerd.
Controleer vooraleer de leidingen te vullen of aan de tank een
sifon is bevestigd of niet.
Vullen van een tank voorzien van een sifon
Vul de tank rechtopstaand.
Er zit een sifonbuis in de tank, zodat deze niet
hoeft te worden ondersteboven gedraaid.
Andere manieren om de tank te vullen
Vullen met de tank ondersteboven.
Ga na hoeveel extra koelmiddel (gewicht) moet worden bijgevuld
in het hoofdstuk "Bijvullen van extra koelmiddel" in "Berekening
van het bij te vullen extra koelmiddel" op pagina 8 en noteer de
hoeveelheid op het label "Bijvullen van extra koelmiddel" dat
zich op de unit bevindt.
Vullen terwijl de buitenunit stilstaat
Vul na afloop van het vacuümdrogen het extra koelmiddel bij in
vloeibare toestand via de onderhoudsopening van de vloeistof-
afsluiter en houd hierbij rekening met de volgende instructies:
-
Controleer of de gas- en vloeistofafsluiters dicht zijn.
-
Stop de compressor en vul de gewenste hoeveelheid
koelmiddel bij.
Als de totale hoeveelheid koelmiddel niet kan worden
bijgevuld terwijl de buitenunit stilstaat, kunt u het
koelmiddel ook bijvullen door de buitenunit te laten werken
met de koelmiddelvulfunctie (raadpleeg "Instelmodus 2" op
pagina 17).
Vullen terwijl de buitenunit werkt
1
Open de afsluiters van de aanzuig- en afvoergasleidingen
volledig.
Open bij een unit van het type 18~48 de oliecompensatie-
afsluiters ook volledig.
Klep A + B (+ C in het geval van een unit van het type 18~48)
moeten volledig gesloten blijven.
Vergewis u ervan dat de afsluiter van de vloeistofleiding volledig
gesloten is. U kunt geen koelmiddel bijvullen als hij openstaat.
Vul het koelmiddel bij in vloeibare toestand via de servicepoort
van de afsluiter van de vloeistofleiding.
2
Terwijl de unit stilstaat en in instelmodus 2 (raadpleeg
"8.2. Controle voor het opstarten" op pagina 16, "De modus
instellen" op pagina 17), stelt u de vereiste functie A in (extra
koelmiddel bijvullen) op
ON
knipperende H2P-led geeft de testwerking aan, en op de
afstandsbediening verschijnt
(externe besturing).
3
Druk
op
de
BS3 RETURN
hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld. De werking stopt.
De werking stopt automatisch na 30 minuten.
Herhaal stap 2 als het koelmiddel niet binnen 30 minuten is
bijgevuld.
Als de werking onmiddellijk na het herstarten wordt gestopt,
is het systeem mogelijk overladen.
Het systeem bevat al de maximale hoeveelheid koelmiddel.
Montagehandleiding
11
(AAN). De werking begint. De
(testwerking) en
-knop
zodra
de
opgegeven
4
Draai de vloeistofafsluiter volledig open nadat u de koelmiddel-
vulslang hebt verwijderd. Anders kan de leiding barsten wegens
vloeistofblokkering.
5
Nadat het koelmiddel is bijgevuld, schakelt u de spanning voor
de binnenunits en de buitenunit in.
7. B
EDRADING TER PLAATSE
Een erkend elektricien moet instaan voor het uitvoeren van
de lokale bedrading en monteren van de onderdelen. Dit
moet overeenkomstig de lokale en nationale voorschriften
gebeuren.
De lokale bedrading moet worden uitgevoerd overeen-
komstig de elektrische schema's en de onderstaande
instructies.
Gebruik een afzonderlijk voedingscircuit. Deel dus nooit
een voeding met een ander apparaat.
De bescherming van dit product tegen omgekeerde polari-
teit werkt alleen wanneer het product wordt opgestart.
De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om het
product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten
ongewoon gedraagt.
Vervang twee van de drie fasen (L1, L2 en L3) wanneer
het beveiligingscircuit tegen omgekeerde polariteit in
werking treedt.
Omgekeerde polariteit wordt niet gedetecteerd terwijl het
product in werking is.
Bestaat de mogelijkheid van omgekeerde polariteit na een
kortstondige
stroompanne
schakelt in en uit tijdens de werking van het product, sluit
dan lokaal een beveiligingscircuit tegen omgekeerde
polariteit aan. Wanneer het product met omgekeerde
polariteit wordt gebruikt, kunnen de compressor en andere
onderdelen schade oplopen.
7.1. Interne bedrading - Tabel met onderdelen
Raadpleeg de sticker met het elektrisch schema bevestigd op de
unit. De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis:
A1P-A7P................ Printplaat
BS1-5..................... Druktoets
bedradingscontrole, terugstellen)
C1-4....................... Condensator
DS1........................ DIP-schakelaar
E1HC~3HC............ Carterverwarming
F1U........................ Zekering (250 V, 5 A, B) (A4P)
F1U,2U .................. Zekering (250 V, 10 A, B) (A1P)
F5U........................ Lokale zekering
H1P-8P .................. Lichtgevende diode (servicecontrole - oranje)
HAP ....................... Controlelampje (servicecontrole - groen)
K1M~3M ................ Schakelaar voor compressor (M1C~M3C)
K1R-15R................ Magneetrelais
L1R ........................ Reactievat
M1C,2C,3C ............ Motor (compressor)
M1F ....................... Motor (ventilator)
PS.......................... Schakelvoeding
Q1RP..................... Fasebeveiligingsdetector
R1 .......................... Weerstand (stroombegrenzing)
R3-4....................... Weerstand
R10-R133 .............. Weerstand (stroomsensor)
en
de
stroomvoorziening
(werking,
instelling,
terugkeren,
U-8~16ME3XPQ
Urban Multi airconditioner
4PW16786-1C