3. INSTALLEREN VAN DE BINNENUNIT
3-1. Beginnen van de installatie
(1) Verwijder het achterpaneel.
OPMERKING
De leidingen kunnen in 6 richtingen worden verlengd, zoals u
kunt zie op Afb. 3-1. Kies de gewenste richting die de kortste
verbindingsafstand met de buitenunit oplevert.
Leidingrichting
Rechts
Rechts achter
Rechts onder
Links
achter Links onder
3-2. Bevestigen van de installatieplaat
De bevestigingswand moet sterk en solide genoeg zijn om de
trillingen van de unit te kunnen weerstaan.
Wand
Meer dan 1
2 schroeven
241,5 mm
PIPE HOLE CENTER
Meetlint
DISTANCE
TO PIPE
HOLE
128 mm
CENTER
128 mm
Tabel 3-1
Model
1
2
S-22MK**
S-28MK**
540 mm 82 mm 439 mm 432 mm 43 mm 95 mm
S-36MK**
Het midden van de installatieplaat moet op een afstand van meer
dan 1 van een eventuele wand links of rechts worden geplaatst.
De afstand van de rand van de installatieplaat tot het plafond
moet meer dan 2 bedragen.
Van het midden van de installatieplaat tot de linkerkant van de
unit is 3.
Van het midden van de installatieplaat tot de rechterkant van de
unit is 4.
Voor leidingen aan de linkerkant moet de leidingverbinding voor
vloeistof ongeveer 5 van deze lijn verwijderd zijn.
Voor leidingen aan de linkerkant moet de leidingverbinding voor
gas ongeveer 6 van deze lijn verwijderd zijn.
(1) Bevestig de installatieplaat aan de wand met 5 schroeven,
of meer (tenminste 5 schroeven).
(Als de unit aan een betonnen wand wordt bevestigd, moet
u overwegen ankerbouten te gebruiken.)
● Bevestig de installatieplaat netjes horizontaal door bij
het maken van de markeringen gebruik te maken van
een schietlood en een waterpas.
(2) Maak het gat voor de leidingen met een ø70 mm
gatenzaag of -boor.
● Plaats het meetlint in de positie zoals u kunt zien op de
afbeelding hierboven.
Het midden van het gat wordt verkregen door voor
respectievelijk het linker en het rechter gat een afstand
van 128 mm af te meten.
Een andere methode is het kruispunt te nemen van de
verlenging van de pijlmerktekens.
Waar de verlengde pijlmerktekens elkaar kruisen is het
midden van het gat.
● Boor het gat voor de leidingen aan de linkerkant of aan de
rechterkant met een kleine helling naar beneden (buiten
lager dan binnen). (Raadpleeg Paragraaf 3-3. "Boren van
een gat in de wand en installeren van een leidingenmof".)
(Voorkant)
Links
Afb. 3-1
Wand
Wand
Meer dan 1
Meer dan 2
128 mm
DISTANCE TO
PIPE HOLE
CENTER 128 mm
241,5 mm
Installatieplaat
1
PIPE HOLE
CENTER
128 mm
Afb. 3-2
Afmetingen
3
4
5
6
(3) Controleer nog een keer met een waterpas of rolbandmaat
of het paneel horizontaal hangt. Dit is belangrijk om de unit
correct te installeren. (Afb. 3-3)
LET OP
Vermijd ook plekken waar zich elektriciteitsdraden of
leidingen daarvoor bevinden.
De bovengenoemde voorzorgen gelden ook als de leiding op
een andere plek door een wand moet worden geleid.
(4) Gebruik een decoupeerzaag, een fretzaag of een grote
gatenboor om het gat in de wand te maken. (Afb. 3-4)
Binnen
OPMERKING
Het gat moet worden gemaakt onder een kleine hoek naar
beneden, naar buiten.
Tabel 3-2
Diameter gat (mm)
3-3. Boren van een gat in de wand en installeren van
een leidingenmof
(1) Steek de leidingenmof in het gat.
(2) Bevestig de tussenring aan de mof.
(3) Kort de mof af zodat deze nog ongeveer 15 mm uit de
wand steekt.
LET OP
Wanneer de wand hol is moet u de leidingenmofconstructie
gebruiken om te voorkomen dat de verbindingskabels enz.
worden aangevreten door muizen e.d.
(4) Werk het geheel tenslotte af door de mof netjes aft dichten
met stopverf of een ander geschikt vulmiddel.
Wand
Binnen
Mof voor
leidingconstructie
ø70 mm
doorvoergat
98
Afb. 3-3
Buiten
Afb. 3-4
70
Buiten
15 mm
Ongeveer 5 - 7 mm
Tussenring voor
leidingconstructie
Stopverf of vulmiddel
Afb. 3-5