Instructies voor de reiniging
– Grof, los vuil eerst met de hand verwij-
deren.
– Vastzittende voorwerpen (bijv. stenen)
uit de gleuven van het loopvlak verwij-
deren.
– Kopvlakken van de treden van roltrap-
pen met de hand reinigen.
– Loopvlakken in overlappende banen
reinigen. Daartoe het apparaat uit de
werkpositie nemen en zijdelings ver-
plaatsen.
– Loopvlakken tijdens de reiniging obser-
veren. Ze moeten vochtig maar niet nat
zijn. Er mag geen schuim achterblijven.
– Eerst vochtig (met reinigingsvloeistof),
dan droog (apparaatschakelaar op
droogzuigen) reinigen.
– Tenslotte een keer met zuiver water rei-
nigen om de resten van de reinigings-
vloeistof te verwijderen.
Reinigingswerking
GEVAAR
Gevaar voor letsel en elektrische schok! De
verlengkabel moet zodanig worden gelegd,
dat de kabel niet geklemd of geplet kan ra-
ken en geen struikelgevaar bestaat.
Steek de netstekker in de contactdoos.
Einde van het verlengingssnoer als lus
in de snoerontlastingshaak hangen.
Achterste wielen arrêteren.
60
Apparaat zodanig op het bordes schui-
ven dat de voorste wielen het eerste
loopvlak van de lopende band / roltrap
niet raken.
Pedaal voor het omlaag brengen van
de borstelkop induwen. Borstelkop
wordt neergelaten en hendel voor de
vergrendeling klikt vast.
Voetpedaal met één voet induwen en
daarbij het apparaat zijdelings wat heen
en weer bewegen. Het apparaat cen-
treert zich in de gleuven van de loop-
vlakken, daarna is een ruisen hoorbaar.
GEVAAR
Gevaar voor letsel! Het apparaat mag niet
verder dan onderaan vermeld op de roltrap
worden schoven. Anders bestaat het ge-
vaar dat het apparaat door de roltrap wordt
meegesleurd. Druk bij gevaar meteen op
de noodstopknop.
De reinigingskop moet vlak op de roltrap
liggen.
Apparaatschakelaar op onderhoudsrei-
niging of basisreiniging zetten.
Apparaat start.
– 6
NL