NL
DOEL VAN HET SPEL
• Het spel wordt gespeeld met 2 spelers. Elke speler heeft zijn eigen leger.
• Het doel is om de koning van de tegenspeler gevangen te nemen, d.w.z. deze
schaakmat te zetten.
• De eerste die daarin slaagt, wint het spel. Als geen van de twee spelers erin slaagt
om dit te doen, eindigt de partij onbeslist.
1 - HET SCHAAKBORD
2 - DE STUKKEN
Er zijn 6 soorten stukken:
• De spelers moeten het schaakbord voor zich plaatsen
met een wit vak in de rechterhoek onderaan.
• 8 identieke pionnen: de voetsoldaten.
• Als referentiepunten bij het bestuderen van de
• Een koning met een mannelijke kroon.
"zetten", bijvoorbeeld met een boek, zijn de vakken
• Een dame met een vrouwelijke kroon.
genummerd van 1 tot 8 langs de horizontale as en A
Dit is het koningspaar.
tot H langs de verticale as.
• 2 lopers die te herkennen zijn aan hun mijter:
de adviseurs van de koning.
• Paarden, voorgesteld door een paardenkop:
de leiders van het leger.
• 2 torens: de muren van de burcht.
4 - HOE DE STUKKEN WORDEN VERPLAATST
IN HET ALGEMEEN:
• Als een stuk terechtkomt op een vak waarop een stuk van de tegenspeler staat, wordt het stuk van de tegenspeler geslagen. Dit betekent dat het van het schaakbord
wordt genomen voor de rest van de partij.
• De spelers zijn niet verplicht om een stuk van de tegenspeler te slaan als dat mogelijk is.
• Per beurt kan men slechts één stuk slaan.
• Men kan geen stukken van het eigen leger slaan.
• Alle stukken moeten worden geslagen in de richting waarin ze bewegen, behalve de pionnen. Deze nemen de plaats in van het geslagen stuk.
VOOR ELK STUK:
DE KONING mag in elke richting worden verplaatst,
DE DAME mag in elke richting worden verplaatst, en zo
maar slechts één vak per keer. Hij mag niet in een positie
veel vakken als men wil, maar ze mag niet over een bezet
worden geplaatst waar hij kan worden geslagen.
ONDERDELEN
• Een spelbord: het schaakbord
• Twee set van 16 stukken (een met donker gekleurde en een met licht gekleurde, deze
worden zwart en wit genoemd). Een set voor elke speler, met daarin: 1 koning, 1 dame,
2 torens, 2 lopers, 2 paarden, 8 pionnen.
Pion
Toren
Paard
Loper
Dame
Koning
Pion
Toren
Paard
3 - BEGINPOSITIE VAN DE STUKKEN
De torens worden in de hoeken geplaatst. De paarden
ernaast. De lopers naast de paarden. In het midden
wordt het koningspaar geplaatst. De dame moet op
haar eigen kleur worden geplaatst: de witte dame op
het witte vak, de zwarte dame op het zwarte vak.
DE TORENS kunnen horizontaal of verticaal worden
verplaatst, zo veel vakken als men wil, maar niet over een
vak heen bewegen.
bezet vak heen.
8
DE LOPERS kunnen diagonaal worden verplaatst,
zo veel vakken als men wil, maar niet over een bezet
vak heen.
• Als een speler erin slaagt om een pion op de achtste rij te plaatsen, mag hij deze veranderen in een stuk naar keuze. Op die
Loper
Dame
Koning
manier kan een speler bijvoorbeeld 2 dames in zijn leger hebben
• Een pion kan ook een andere pion slaan:
Bijvoorbeeld, een speler heeft een witte pion op de 5
verplaatsing). De pionnen staan nu naast elkaar op de 5e rij, en de witte pion kan de zwarte pion slaan. Om de andere pion te
slaan, verplaatst de speler zijn witte pion diagonaal één vak naar links en verwijdert het stuk van de tegenspeler van het bord.
5 - VOLGORDE VAN HET SPEL:
• Er wordt geloot om te bepalen wie er met wit speelt. Wit begint. Als er meerdere spellen worden gespeeld,
veranderen de spelers bij elk spel van kleur.
• Elke speler speelt om de beurt en mag geen enkele beurt overslaan.
• Het doel van het spel is om de KONING schaakmat te zetten.
- De koning staat schaak als het door een schaakstuk van de tegenstander kan worden geslagen.
- In dat geval dient de speler ofwel het schaakstuk waardoor de koning schaak staat, te slaan, ofwel een
schaakstuk tussen beide te plaatsen om de koning te beschermen.
- De koning kan ook naar een ander veld vluchten waar hij niet kan worden geslagen.
De aanvaller slaan
• De speler die zijn tegenstander schaak zet, kondigt dit aan door "schaak" te zeggen.
• Als de koning zichzelf niet langer kan beschermen, het
aanvallende stuk niet kan slaan of vluchten, staat de
koning SCHAAKMAT en wint de tegenspeler de partij.
DE PAARDEN kunnen 2 vakken vooruit, opzij of achteruit
worden verplaatst, en kunnen wisselen van kleur ten
opzichte van hun oorspronkelijke positie. Het zijn de enige
stukken die over een ander stuk heen kunnen springen.
e
rij. De tegenspeler zet een zwarte pion 2 vakken vooruit (eerste
Een schaakstuk tussen beide plaatsen
Naar een ander veld vluchten
• Als de KONING in een positie staat waarin hij niet schaak
staat maar niet meer kan spelen zonder zichzelf schaak
te zetten, is een PATSTELLING ontstaan en eindigt de
partij met een remise (onbeslist).
9
DE PIONNEN kunnen direct vooruit worden verplaatst,
één vak. Bij de eerste verplaatsing kunnen ze echter
2 vakken vooruit worden verplaatst. Ze kunnen
diagonaal stukken slaan.
6 - ROKADE
• Een rokade is de enige zet waarbij 2 stukken tegelijk kun-
nen worden verplaatst: de koning en een toren. Hierdoor
wordt het mogelijk om de koning in een veilige positie te
zetten en de toren centraal in het spel te brengen.
- Een rokade kan slechts eenmaal per spel worden
uitgevoerd.
- Aan al de onderstaande voorwaarden moet voldaan zijn:
• De vakken tussen de koning en de toren moeten vrij zijn.
• De koning mag nog niet verplaatst zijn.
• De koning mag niet schaak staan.
• De koning mag niet worden verplaatst over een vak
waarop hij schaak zou staan.
Lange rokade
Korte rokade