Hoofdstuk 6 Opstarten
6.1 Instrument inschakelen
Houd de Power-toets op de controller ingedrukt om het instrument in te schakelen.
6.2 Voorbereidingen voor gebruik
Installeer de analyserflessen en de roerstaaf. Raadpleeg de bedieningshandleiding voor de
opstartprocedure.
Hoofdstuk 7 Onderhoud
Diverse gevaren. Alleen bevoegd personeel mag de in dit deel van het document
beschreven taken uitvoeren.
Elektrocutiegevaar. Koppel de stroom van het instrument af voordat er onderhouds- of
controlewerkzaamheden aan verricht worden.
Gevaar van blootstelling aan biologische gevaren. Volg de beschermingsprotocollen
tijdens contact met monsterflessen en monsteronderdelen.
Diverse gevaren. De technicus moet ervoor zorgen dat de apparatuur na
onderhoudsprocedures veilig en correct kan worden bediend.
Haal het instrument niet voor onderhoud uit elkaar. Als er inwendige componenten moeten worden
gecontroleerd of gerepareerd, neem dan contact op met de fabrikant.
7.1 Het instrument reinigen
Brandgevaar. Gebruik geen brandbare reinigingsmiddelen om het instrument te reinigen.
Indien de controller en de pomp niet goed met water kunnen worden gereinigd, koppelt u de
controller los en plaatst u deze op enige afstand van de sampler. Laat de controller en de pomp lang
genoeg drogen voordat u de onderdelen weer terug plaatst en in bedrijf neemt.
U reinigt de sampler als volgt:
• Monsterbehuizing—Reinig het binnen- en buitenoppervlak met een vochtige doek en een mild
reinigingsmiddel. Gebruik geen schuur- of oplosmiddelen voor het reinigen.
• Monsterflessen—Reinig de flessen met een borstel en water waaraan een mild reinigingsmiddel is
toegevoegd. Spoel met vers water af en daarna nog eens met gedestilleerd water. Gebruik, indien
nodig, een autoclaaf om de glazen flessen te reinigen.
G E V A A R
G E V A A R
W A A R S C H U W I N G
W A A R S C H U W I N G
L E T O P
V O O R Z I C H T I G
Nederlands 197