Het uitschakelen van de heater.
Om de heater correct uit te schakelen:
1. Sluit de gastoevoer op het flesventiel.
2. Laat de ventilator nog 20 seconden draaien om de heater af te laten koelen.
3. mSchakel de heater uit met de spanningsschakelaar (Fig. A positie 2).
4. Alvorens u de heater naar de opslag verplaatst, wacht ca. 20-30 minuten om het apparaat volledig af te laten
koelen.
Zelfs wanneer de behuizing afgekoeld is, is het niet aanbevolen om het apparaat direct na gebruik aan te raken.
Dit kan verwonding tot gevolg hebben.
Wanneer de heater niet gebruikt wordt moet het ventiel van de gasfles altijd gesloten blijven.
9. Gewone onderhoud en reiniging
Het apparaat moet ten minste eenmaal per jaar een onderhoudsbeurt krijgen. Voordat u met
onderhoudsactiviteiten begint, haalt u de stekker uit het stopcontact. Reparatie en reiniging
kunnen worden uitgevoerd slechts door gekwalificeerde mensen in de door de fabrikant
aangegeven servicepunten. Het apparaat moet periodiek worden gereinigd en gecontroleerd.
Voordat u deze activiteiten uitvoert, haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact en sluit het
ventiel van de gasfles. Onderhoud bestaat voornamelijk uit het schoonmaken van de uitlaten van de
brander en de eventuele vervanging van het mondstuk of slang bij slijtage. Na elke bedienings-,
reparatie- of onderhoudsactiviteit moet men absoluut de gasslangen op lekkages controleren. Alle
lekken verwijderen voordat u het apparaat aanzet. Indien de heater voor een lange tijd niet gebruikt
was, moet men de behuizing met water en een mild schoonmaakmiddel reinigen voordat de heater
opgeslagen wordt. Het apparaat moet worden opgeslagen in een droge en stofvrije omgeving,
beschermd tegen vocht. Voordat het apparaat op nieuw aangezet wordt moet u de dichtheid van de
gasslang en werking van elektrische aansluiting controleren. Bij twijfel neem contact op met uw
leverancier of de fabrikant voor technisch overleg.
Vervanging van gasfles:
1. De gasfles wordt vervangen ver weg van bronnen van vuur, warmte en brandbare producten.
2. De gasfles altijd bij afgekoelde apparaat vervangen.
3. Nooit het reduceerventiel losdraaien indien de regelaar op de fles in open-positie staat.
4. Draai het reduceerventiel van de fles los.
5. Controleer of het reduceerventiel voorzien is van een afdichting en of die afdichting in goede
technische toestand is (vervang indien nodig).
6. Sluit de nieuwe fles aan en zorg ervoor dat de gasverbindingen niet daarbij loskomen.
7. Voer een lekkage test uit
Geroeste, gedeukte of beschadigde gasflessen kunnen gevaarlijk zijn en moeten door de
gasleverancier worden gecontroleerd. Gebruik niet flessen met beschadigde
schroefdraadverbindingen.
Vervang de gasfles in omstandigheden waar geen sprake is van een explosiegevaar en open
vlammen.
100
NL
OPMERKING