7. Aan het netwerk aansluiten
Vooraleer het toestel aan een elektriciteitsbron wordt aangesloten controleren of de
voedingsspanning met de op de typeplaat weergegeven waarde correspondeert.De
voedingsinstallatie van het toestel dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met belangrijkste
vereisten betreffende de elektrische installatie en dient aan de veiligheidseisen voor gebruik te
voldoen. De parameters van de minimale diameter van de voedingskabel en de minimale waarde van
de zekering afhankelijk van het vermogen van het toestel worden in de onderstaande tabel
weergegeven.
Het vermogen van het toestel
[W]
<700
700÷1400
1400÷2300
>2300
De installatie dient door een bevoegde elektricien te worden uitgevoerd. Bij gebruik van
verlengkabels dient men te controleren of de diameter van de draad niet kleiner dan vereist is (zie
tabel). De elektrische kabel zo plaatsen dat hij tijdens bedrijf niet doorgesneden kan worden. Geen
beschadigde verlengkabels gebruiken.De technische toestand van de voedingskabel periodiek
controleren. Aan de voedingskabel niet trekken.
8. Het inschakelen van het apparaat
Voordat u de heater aandoet, controleer het systeem op lekkages (zie punt 6).
1.De beginpositie van de schakelaar van de heater is "0". Steek de stekker in het stopcontact, zorgt ervoor dat
de spanning in het stopcontact compatibel is met de spanning die op het typeplaatje opgegeven is. Doe de
spanning aan door het zetten van de schakelaar op "I" (figuur. A, positie 2).
2.Controleer of de propeller van de ventilator draait. Druk met één hand op de veiligheidsklep (Fig. A, positie 3)
en houd het ingedrukt voor ca. 3 seconden, vervolgens met het klep nog steeds ingedrukt, druk met uw andere
hand op de magneto (Fig. A, positie 1). Na gasontsteking houd de knop van het veiligheidsklep nog ca. 20
seconden vast. LET OP: Als de ventilator niet draait, doe dan de heater niet aan.
3. Controleer de vlam. Observeer de vlam van een veilig afstand en zorg ervoor dat u niet binnen het bereik van
de uitlaat van de warme lucht staat. De vlam moet blauw zijn van kleur en stabiel en moet de hele omtrek van de
verbrandingskamer vullen.
De heater kan in droge ruimten werken met goed functionerende ventilatie. De heater is niet bestemd voor
gebruik in woonruimtes. Het apparaat is niet bedoeld voor langdurige verwarming van stallen, boerderijen, enz.
Gebruik de heater niet in stoffige en vervuilde ruimtes, enz.
Wanneer de heater in ruimtes werkt waar mensen constant aanwezig zijn, moet men voor passende
arbeidsomstandigheden zorgen. De ruimte moet worden geventileerd zodat de inhoud van toxische stoffen in
de lucht niet hoger is dan het niveau die voor de gezondheid veilig is. Er is sprake van goede ventilatie wanneer
de lucht vrijelijk door ramen, deuren en andere vaste openingen kan circuleren, waarbij de oppervlakte van die
openingen niet kleiner kan zijn dan beschreven in de "Aanvaardbare gebruiksvoorwaarden" (25 cm2 voor elke
kilowatt van het verwarmingscapaciteit van de heater). De aanbevolen minimale kubieke inhoud van de ruimte
waar de heater wordt gebruikt is aangegeven in de "Aanvaardbare Gebruiksvoorwaarden".
Wanneer de heater wordt gebruikt in ruimtes waar geen mensen continu aanwezig zijn, moet men
verbodsborden plaatsen om langdurige aanwezigheid in de ruimte te verbieden. Er moet normale
luchtcirculatie door deuren en vensters verzekerd zijn.
LET OP: Tijdens het gebruik van de heater de gasslang niet buigen of omdraaien.
De minimale leidingdiameter
[mm2]
0,75
1
1,5
2,5
De minimale waarde van de
zekerheid type C [A]
6
10
16
16
NL
99