6.
Het uiteinde van de kabelboom naar de linker achterlichten doortrekken:
a) onder de linker achterlichter bevind zich 8-polige en 2-polige stekker. de brugverbinding van de 2-polige stekker
verwijderen (wordt niet meer gebruikt) en beide bovengenoemde beschermkappen op de kabelboom
aansluiten.
Punten 7,8 en 9 hebben alleen maar betrekking op de 13-polige versie
7.
De
bruine kabel aansluiten op de massa (b.v. een gat boren met een diameter van 3 mm en met behulp van de bij-
gevoegde blikschroef en einde met het oogje vastzetten; het gat niet met een anti-roestmiddel behandelen).
Het overgebleven uiteinde van de kabelboom met (blauw/ /
8.
de voertuigen die voor 1997 geproduceerd zijn bevindt zich de zwart/blauwe kabel onder de linker achterlichten):
a) onder de rechter achterlichter bevindt zich de kabel van de achteruitrijlicht (zwart/blauw). Doorsnijden en
isoleren aan de beide einden, op lengte van ca. 5 mm,
b) op het uiteinde van de kabel de bijgevoegd verlengstuk klemmen en op het uiteinde van de kabel naar de
achterlichten de bijgevoegde eindstuk klemmen, de bijgevoegde kappen opzetten en met de passende
stekkers van de kabelboom verbinden.
9.
Stroomverzorging aanhanger
De 3-voudige beschermkap (gele,
belboom dient bevestigd te worden achter de kap. Ten einde de functies van de contactdoos uit te breiden dienen
extra onderdelen besteld te worden:
Functie „gelijk stroom plus en massa"
Functie „gelijk stroom plus, kabel voor massa om te laden"
Alle leidingen monteren met de bijgevoegde klembanden, eerder gedemonteerde onderdelen weer aanbrengen.
De accu aansluiten en alle functies van het voertuig controleren met aangekoppelde aanhanger of geschikt testap-
paraat.
bruine draden) is bestemd voor extra functies van de contactdoos. De ka-
) naar de rechter achterlichten doorvoeren (in
art. nr. 014-169
art. nr. 015-069