Omvormer gebruiken
10
Omvormer gebruiken
10.1
Omvormer inschakelen
➤ Zet de hoofdschakelaar (afb. 5 1, pagina 4) van de omvormer in schakelaar-
stand „ON".
Om uit te schakelen, zet u de aan/uit-schakelaar op „OFF".
➤ De omvormer voert een zelfdiagnose uit.
Tijdens de zelfdiagnose knipperen de leds.
✓ Na de succesvolle zelftest brandt de led „Input Level" (afb. 5 2, pagina 4) en
„Load Status" (afb. 5 3, pagina 4) groen.
Neem bij het gebruik de volgende instructies in acht (zie ook hoofdstuk „Verhelpen
van storingen" op pagina 128)
De omvormer schakelt uit, als
• de accuspanning gedurende 10 seconden onder 21 V daalt,
• de accuspanning gedurende 0,3 seconden onder 18 V daalt,
• de accuspanning boven 32 V stijgt,
• de omvormer oververhit wordt.
➤ Schakel de omvormer in dit geval met de hoofdschakelaar (afb. 5 1, pagina 4)
uit.
➤ Controleer of de omvormer voldoende geventileerd wordt en of de ventilator-
openingen en ventilatiesleuven vrij zijn.
➤ Wacht ca. 5 – 10 min. en schakel de omvormer zonder verbruiker weer in.
Na onderspanning (onder 21 V) moet de accu weer worden opgeladen en 25 V
gedurende 3 seconden worden gehandhaafd zodat de omvormer kan worden
herstart.
Bij het gebruik van de omvormer gedurende langere tijd en met maximale belasting
adviseren wij de motor te starten om de accu van het voertuig opnieuw op te laden.
124
MSI924M
NL