NEDERLANDS
GEBRUIKSHANDLEIDING
1. Controleer of de bedrijfsschakelaar (2) op positie UIT
(3) is ingesteld. Stop de netstekker in de contactdoos.
Raak de netkabel niet met natte handen aan.
2. Controleer of de luchtinlaat- (10) en –uitlaatopening
(11) open zijn. De luchtinlaat- (10) en -uitlaatopening
(11) moet tijdens het bedrijf altijd open zijn.
3. Voor de verplaatsing of opslag van de ventilatorkachel
stelt u de bedrijfstoets (2) in op UIT (3) en trekt u de net-
stekker uit de contactdoos.
4. Draai de bedrijfsschakelaar (2) op het gewenste
bedrijfsniveau.
( ) Koude lucht (4)
(I) Warme lucht 1000 W (5)
(II) Hete lucht 1800 W (6)
De bedrijfs-LED (1) gaat branden. Als de bedrijfsschakelaar
(2) op de positie Hete lucht 1800 W (6) staat, kunt u de
schakelaar niet verder met de wijzers van de klok doordra-
aien, alleen tegen de richting van de wijzers van de klok in.
Thermostaatschakelaar
1. Als u de ventilatorkachel in de stand Koude lucht (4)
gebruikt, draait u de thermostaatschakelaar (7) een stukje
in de richting van de wijzers van de klok, totdat de kachel
wordt ingeschakeld.
2. Als u de ventilatorkachel in de stand Warme lucht (5) of
Hete lucht (6) gebruikt, draait u de thermostaatschakelaar
in de richting van de wijzers van de klok op de hoogste
positie MAX (9).
3. Als de gewenste kamertemperatuur is bereikt, draait u
de thermostaatschakelaar (7) tegen de wijzers van de
klok in, totdat u een 'klik' hoort. Nu wordt de ventilatorka-
chel uitgeschakeld.
4. Draai nu de thermostaatschakelaar (7) weer een stukje
met de wijzers van de klok mee. De ventilatorkachel zal het
verwarmingsbedrijf nu automatisch in- en uitschakelen en
de gewenste kamertemperatuur handhaven.
5. Hoe verder u de thermostaatschakelaar met de wijzers
van de klok draait, hoe hoger de kamertemperatuur. De
hoogste positie komt overeen met een kamertemperatuur
van ca. 30 °C. De laagste positie (8) komt overeen met een
kamertemperatuur van ca. 5 °C.
6. Het is normaal dat de thermostaat de ventilatorkachel
bij een kamertemperatuur van boven 30 °C niet inschakelt.
7. Als de kamertemperatuur onder 5 °C ligt, zal de ventila-
torkachel zo lang verwarmen, totdat de kamertemperatuur
boven 5 °C is gestegen.
8. Als de thermostaatschakelaar (7) op de positie MAX (9)
staat, kunt u de schakelaar niet verder met de wijzers van
de klok doordraaien, alleen tegen de richting van de wij-
zers van de klok in.
Oververhittingsbeveiliging
1. De ventilatorkachel is voorzien van een oververhittings-
beveiliging waarmee de kachel ingeval van oververhitting
automatisch wordt uitgeschakeld.
2. Draai de bedrijfsschakelaar (2) op UIT (3) en trekt u de
netstekker uit de contactdoos.
3. Laat de ventilatorkachel nu minimaal 20 minuten afkoelen.
4. Verwijder nu eventueel voorwerpen in of voor de luch-
tinlaat- (10) of –uitlaatopening (11), of reinig de openingen
met een stofzuiger, die de storing of de oververhitting heb-
ben veroorzaakt. Wanneer bovendien binnen in de venti-
latorkachel stofafzettingen te zien zijn, dient u het toes-
tel door een servicedienst te laten reinigen.
5. Neem de ventilatorkachel weer in gebruik zoals beschre-
ven onder "Gebruikshandleiding".
REINIGING EN ONDERHOUD
Wij bevelen een regelmatige reiniging van de ventilator-
kachel aan. Volg de onderstaande instructies voor reini-
ging en onderhoud om de werking van de ventilatorka-
chel niet te schaden.
Reiniging
1. Voor de reiniging draait u de bedrijfsschakelaar (2) op
UIT (3) en trekt u de netstekker uit de contactdoos. Laat de
ventilatorkachel minimaal 20 minuten afkoelen.
2. Reinig de luchtinlaat- (10) en –uitlaatopening (11) met
een stofzuiger om het stof van de motor en het verwar-
mingselement te verwijderen.
3. Reinig de buitenkant van de kachel met een zachte,
vochtige doek.
4. Neem de ventilatorkachel weer in gebruik zoals beschre-
ven onder "Gebruikshandleiding".
Onderhoud
1. De ventilatorkachel behoeft geen speciaal onderhoud,
maar dient minimaal twee keer per jaar te worden gecon-
troleerd.
2. Als de ventilatorkachel moet worden gerepareerd,
neemt u contact op met een geautoriseerd servicebedrijf.
14