7. De koelpijpen installeren
7
9
8
10~20
30~50
Fig. 7-4
8. Afvoerpijpen aanbrengen
A
B
A
0
Fig. 8-1
C
E
Fig. 8-2
30
9
A
D
Voorzichtig:
Draai de optrompmoer volgens de aangegeven methode aan met een moment-
sleutel.
Als u de optrompmoer te strak aandraait, zal de optrompmoer scheuren waar-
door de koelstof gedurende enige tijd zal lekken.
C Breng op het gehele oppervlak van de optrompzitting koelolie aan (Fig. 7-2).
D Gebruik in principe de optrompmoeren die zich op de behuizing bevinden (in de handel
verkrijgbare optrompmoeren kunnen scheuren).
Opmerking:
Voor sommige binnenunits is een speciale optrompmoer nodig (optioneel of
meegeleverd bij de binnenunit).
Zie de installatiehandleiding van de buiten- en binnenunits voor nadere gege-
vens.
E Doorsnede van de aansluiting (Fig. 7-3)
F Band 9
G Pijpafdekkingen 3 4 5 6
H Aandraaien
I Thermische isolatie voor koelpijpen
J Koelpijpen
s Volg de onderstaande procedures voor onderdelen van de aftakdoos die
niet aan een binnenunit zijn aangesloten. (Fig. 7-4)
(1) Let erop, om koelstoflekkage te voorkomen, dat de optrompmoeren worden aan-
gedraaid met de momenten* die vermeld zijn in tabel 3.
* Er kan ook koelstof gaan lekken als de optrompmoeren strakker worden aan-
gedraaid dan met de vermelde momenten.
(2) Plaats om condensatie te voorkomen de pijpafdekkingen 7 8 en zet ze vast met
de meegeleverde banden 9.
Tabel 3
Diameters van openingen aftakdoos
voor aansluiten van binnenunits (mm)
ø6,35
ø9,52
ø12,7
s Vullen met koelstof:
Zie de installatiehandleiding van de buitenunit.
Gebruik uitsluitend R410A-koelstof (het gebruik van andere koelstof kan proble-
men opleveren).
• Voor het laten aflopen van de afvoerpijpen (minimaal 1/100) dient u geen sifons
of krommingen in de pijpen aan te brengen.
• Breng thermische isolatie aan om druppelen door condensvorming te voorkomen.
• De horizontale lengte (niet de diagonale lengte) van de afvoerpijp mag niet langer
zijn dan 20 m. Bij lange afvoerpijpen dient u steunen aan te brengen om het door-
zakken van de pijpen te voorkomen. Breng in geen geval luchtafvoerpijpen aan (er
kan water lekken uit de luchtafvoerpijpen).
• Breng aan de uiteinden van de afvoerpijpen geen sifons aan.
• Breng de afvoeruitgangen aan op plaatsen waar eventuele geurontwikkeling geen
probleem oplevert.
• Breng de afvoerpijpen niet rechtstreeks aan op rioleringen die zwavelhoudende
gassen kunnen bevatten.
• Afvoerpijpen kunnen in alle richtingen worden aangebracht indien aan de boven-
staande vereisten wordt voldaan.
• Houd bochten van afvoerpijpen beperkt tot maximaal 45°.
(1) Breng PVC-lijm (lokaal verkrijgbaar) op de afvoeraansluiting van de aftakdoos
aan en duw de aangebrachte slang 0 zo ver mogelijk op de aansluiting.
(Fig. 8-1)
(2) Breng een pijp van harde PVC (VP-16, lokaal aan te schaffen) in de aange-
brachte afvoerslang 0 aan en lijm ze aan elkaar vast en bevestig het geheel.
(Fig. 8-1)
A VP-16, lokaal aan te schaffen
B Thermische isolatie
(3) Breng een band A op de aangehechte afvoerslang 0 aan (Fig. 8-1)
(4) Zorg ervoor dat de afvoerpijp meer dan 1/100 afloopt (Fig. 8-2).
C Steunen
D Afloop meer dan 1/100.
E Thermische isolatie
Aanhaalmoment
(N·m)
13±2
30±2
50±2