lichte of doorzichtige preparaten beter te kun-
nen bekijken. Je kunt hierbij voor verschillende
kleuren kiezen. Zo kun je de details van kleur-
loze of doorzichtige objecten (bijv. zetmeelkor-
rels, ééncelligen) beter bekijken.
Hoe stel ik mijn microscoop goed in?
Begin elke observatie met de laagste vergro-
ting.
Breng de microscoop-
tafel (9) helemaal naar
beneden. Draai vervol-
gens de objectiefrevol-
ver (afb. 1, 8) zo ver
door, dat hij op de laag-
ste vergroting (objec-
tief 4x) vastklikt.
Opmerking:
Breng (14) de microscooptafel (9) altijd eerst
helemaal naar beneden voordat je van objectief
wisselt. Hiermee voorkom je eventuele bescha-
digingen!
Schuif nu het 10x ocu-
B/C
lair (1) in de Barlow-
lens (3). Let erop dat de
Barlow-lens helemaal in
D
de oculairbuis (4) zit en
er niet half is uitgetrok-
ken.
Hoe bekijk ik het preparaat?
Nadat je de microscoop met de juiste belich-
ting hebt opgebouwd en ingesteld, gelden de
volgende basisprincipes:
Begin met een eenvoudige observatie met de
laagste vergrotingsfactor. Zo is het gemak-
kelijker om het object in het midden te krijgen
(centreren) en het beeld scherp te stellen (fo-
cusseren).
Hoe hoger de ingestelde vergrotingsfactor, des
te meer licht is er nodig voor een goed belicht
beeld.
Leg nu een houdbaar
preparaat (17) direct
onder het objectief op
de
microscooptafel.
Het te observeren ob-
ject dient hierbij pre-
cies boven het lampje
(10) te liggen.
In de volgende stap kijk je door het oculair (1)
en draai je voorzichtig aan de scherpteregeling
(14) tot het beeld zich scherp aftekent.
Nu kun je een hogere vergroting instellen door
de Barlow-lens (3) langzaam uit de oculairbuis
(4) te trekken. Als de Barlow-lens bijna hele-
maal is uitgetrokken, wordt de vergroting bijna
dubbel zo groot.
Als je nu nog sterkere vergrotingen wilt zien,
gebruik je het oculair 20x (2) en draai je de ob-
jectiefrevolver (6) op hogere instellingen (10x
of 40x).
Let op:
Niet bij elk preparaat is de hoogste vergrotings-
factor ook de beste!
Denk erom: Bij een andere instelling van de
vergroting (wisselen van oculair of objectief,
uittrekken van de Barlow-lens) moet de scherp-
te van het beeld opnieuw worden ingesteld met
de scherpteregeling (14). Ga hierbij voorzichtig
te werk. Als je de microscooptafel te snel naar
boven laat komen, kunnen het objectief en de
objectdrager met elkaar botsen en beschadigd
raken!
Welk licht voor welk preparaat?
Met dit apparaat, een opvallend- en doorval-
lend-lichtmicroscoop, kunnen zowel doorzich-
tige, halfdoorzichtige als niet-doorzichtige ob-
jecten worden bekeken.
Het beeld van het geobserveerde object wordt
via het licht „getransporteerd". Daarom bepaalt
de juiste belichting, of je iets kunt zien of niet!
Als je niet-doorzichtige (opake) objecten (bijv.
kleine beestjes, delen van planten, stenen, mun-
ten enz.) met deze microscoop bekijkt, dan valt
NL
31