Opruimen
• De
opruimtechniek
ongewenste vegetatie. Houd de maaikop vlak
boven de grond op zijn kant. Laat het eind van
de draad de grond rond bomen, palen,
beelden en dergelijke raken.
VOORZICHTIG: Deze techniek versnelt
de slijtage van de draad.
• De draad slijt sneller en moet vaker verlengd
worden als u tegen stenen, bakstenen, beton,
metalen hekken, enz., werkt, dan wanneer de
draad in contact komt met bomen en houten
hekken.
• Bij het maaien en opruimen dient u met
minder ver geopend gas te werken zodat de
draad langer meegaat en slijtage van de
maaikop verminderd wordt.
Maaien
• De trimmer is ideaal om gras te maaien dat
moeilijk bereikbaar is met een gewone
grasmaaier. Houd het koord tijdens het maaien
parallel met de grond. Duw de maaikop niet
tegen de grond want dit kan het gazon
vernielen en het gereedschap beschadigen.
• Laat de maaikop niet steeds in contact komen
met de grond tijdens het normale maaien.
Dergelijk continu contact kan schade en
slijtage toebrengen aan de maaikop.
Vegen
• Het ventilatie-effect van de draaiende draad
kan gebruikt worden om snel en makkelijk
rommel op te ruimen. Houd de draad parallel
aan en boven het gebied dat geveegd moet
worden en beweeg het gereedschap heen en
weer.
• Bij het maaien en vegen dient u met volledig
geopend gas te werken om de beste resultaten
te behalen.
WAARSCHUWING: Maai nooit wanneer
er slecht zicht is of bij erg hoge of lage
temperaturen of wanneer het vriest.
8. TRANSPORT
verwijdert
alle
TRANSPORT
Als u de bosmaaier vervoert, dan moet de motor
zijn uitgeschakeld en het blad zijn bedekt met de
maaibladbeveiliging (Fig. 3).
beschermkap p.n. 4196086 van de maaischijf op
de bosmaaier zoals op de Fig. 3 is weergegeven.
voertuig vervoert, moet u nagaan of ze correct
en stevig is bevestigd in/op het voertuig met
riemen. De machine moet in horizontale positie
vervoerd worden, met lege brandstoftank. Zorg
er tevens voor dat u geen inbreuk pleegt op de
geldende normen voor het vervoer van dergelij-
ke machines.
9. ONDERHOUD
CONFORMITEIT VAN DE GASEMISSIES
Deze motor, inclusief het emissiecontrolesysteem,
moet
onderhouden volgens de aanwijzingen in de
gebruikershandleiding om de emissieprestaties
die van toepassing zijn op niet voor de weg
bestemde
wettelijke eisen te houden.
Het emissiecontrolesysteem van de motor mag
niet opzettelijk gemanipuleerd of oneigenlijk
gebruikt worden.
Een verkeerde werking, gebruik of onderhoud
van de motor of van de machine kan mogelijke
storingen
veroorzaken waardoor niet meer wordt voldaan
aan de toepasselijke wettelijke eisen; in dat geval
moet onmiddellijk actie worden ondernomen
om de storingen van het systeem te repareren
en de toepasselijke eisen te herstellen.
Hieronder volgt een niet-limitatieve lijst met
voorbeelden van een verkeerde werking, onjuist
gebruik of onderhoud:
- De brandstofdoseersystemen forceren of
- Gebruik van brandstof en/of motorolie
LET OP: Monteer bij transport of opslag de
LET OP – Wanneer u de machine in/op een
worden
beheerd,
mobiele
van
het
breken;
gebruikt
machines
binnen
emissiecontrolesysteem
NL
en
de
175