4.2. Werking (figuur A)
Wanneer de motor op temperatuur komt, zet u choke met behulp van de hendel (15) geleidelijk open.
Wanneer het aggregaat met een stabiel toerental draait:
Controleer of de vermogensschakelaar(s) (22) is (zijn) ingeschakeld.
Steek de mannelijke stekker(s) in de vrouwelijke stekker(s) van het aggregaat.
4.3. Stilleggen (figuur A)
Zelfs nadat het aggregaat is uitgeschakeld blijft de motor nog warmte afgeven.
Het aggregaat moet na stilstand nog degelijk worden geventileerd.
Zet het contact van de motor op stop "OFF" om het stroomaggregaat dringend stil te leggen.
Waarschuwing
Haal de stekkers eraf om de motor gedurende 1 of 2 mn leeg te laten draaien.
Kantel de geluiddempende afdekplaat (23) naar voren.
Zet het contact van de motor (10) op "O", het stroomaggregaat valt stil.
Sluit de brandstofkraan (14).
Zet de geluiddempende afdekplaat (23) in de oorspronkelijke stand terug.
5. Veiligheden (indien aanwezig, zie tabel met karakteristieken)
5.1. Oliebeveiliging
Deze beveiliging is bedoeld om beschadiging van de motor te voorkomen door gebrek aan olie in het motorcarter. Zij zorgt ervoor dat
de motor automatisch wordt uitgeschakeld. Indien de motor stilvalt en niet meer start, dient u het oliepeil van de motor te controleren
alvorens op zoek te gaan naar andere oorzaken van storingen.
5.2. Vermogensschakelaar
Het elektrisch circuit van het aggregaat is beveiligd door middel van meerdere magnetothermische uitschakelaars,
differentiaaluitschakelaars of thermische uitschakelaars. Eventuele overbelasting en/of kortsluiting doen de distributie van elektrische
spanning stilvallen.
6. Onderhoudsprogramma
6.1. Nut van onderhoud
De frequentie van de onderhoudsbeurten wordt beschreven in het onderhoudsprogramma.
Het is echter de omgeving waarin het stroomaggregaat wordt gebruikt dat bepalend is voor dit programma. Als het aggregaat in
veeleisende omstandigheden wordt gebruikt, moeten de intervallen tussen onderhoudsbeurten ook korter worden gehouden.
Deze onderhoudsperiodes gelden alleen voor aggregaten die werken met brandstof en olie conform de specificaties in deze
handleiding.
6.2. Onderhoudstabel
Element
Motorolie
Luchtfilter
Bezinksel-opvangbakje
Ontstekingsbougie
Vonkenvanger
Klepspeling
Benzinezeef en -tank
Reinigen van het aggregaat
Benzineleiding
N.B. : * deze werkzaamheden moeten worden overgelaten aan één van onze agenten
(1) : Onderhoud het luchtfilter frequenter bij gebruik in een stofrijke omgeving.
Voer de onderhoudsbeurten uit bij
de eerste van elke vervaldag
die wordt bereikt
Het peil controleren
Verversen
Controleren
Reinigen
Reinigen
Controleren – Reinigen
Reinigen
Controleren – Afstellen
Reinigen
Controleren (vervangen
indien nodig)
Bij elk gebruik
eerste
maand of
na de eerste
20 uren
•
•
•
3 maanden
6 maanden
of 50 uur
of 100 uur
•
• (1)
•
•
•
•
Elke 2 jaren (*)
12 maanden
of 300 uur
• (*)
• (*)