E
F
F
G
H
I
J
1
104
34
1998 / 1999
R 125 E
2
Verwijder het overige verpakkingsmateriaal:
E Neem de rechter zijde van de grille. Til de grill uit de uitsparing (fig. B) en
trek deze naar voren.
E Trek beide einden van het verpakkingsmateriaal naar de zijkanten en
tegelijkertijd iets naar beneden (fig. C).
E Neem de verbrandingskamer uit de kachel en verwijder het daaronder
aanwezige verpakkingsmateriaal (fig. D).
E Zet de verbrandingskamer terug op zijn plaats. De verbrandingskamer
staat goed als u hem met de handgreep E soepel een beetje naar links en
rechts kunt schuiven (fig. F). Sluit de grille.
E Open de deksel van de wisseltank H en verwijder het stukje polyfoam.
3
Vul de wisseltank zoals aangegeven in hoofdstuk B.
4
Plaats de batterijen in de daarvoor bestemde houder L aan de achterzijde
van de kachel (fig. G). Let op de + en - polen. Plaats het afdekplaatje over de
batterijhouder
5
De vloer moet stevig en waterpas zijn. Verplaats de kachel als deze niet
waterpas staat. Probeer dit niet te corrigeren door er boeken of iets anders
onder te leggen.
6
Uw kachel is nu gebruiksklaar.
B
VULLEN MET BRANDSTOF
Vul de wisseltank op een geschikte plaats (er kan altijd een beetje gemorst wor-
den). U gaat daarbij als volgt te werk:
1
Zorg dat de kachel uit is.
2
Open het deksel en til de wisseltank uit de kachel (fig. H). Let op: de tank kan
even nadruppelen. Zet de wisseltank neer (dop naar boven, handvat naar
beneden) en schroef de tankdop eraf.
3
Vul de uitneembare tank met behulp van een brandstofpomp (bekijk de
instructies van de brandstofpomp). Zorg dat deze hoger staat dan de wissel-
tank (fig. I). De geribbelde slang steekt u in de opening van de wisseltank.
4
Let tijdens het vullen op de brandstofmeter van de wisseltank (fig. J). Als u
ziet dat deze vol is, stop dan met vullen. Maak de tank nooit te vol. Vooral
niet als de brandstof erg koud is (brandstof zet uit als deze warmer wordt).
5
Laat de brandstof die nog aanwezig is in het pompje, terugstromen in de jer-
rycan en verwijder het pompje voorzichtig. Schroef de tankdop nauwkeurig
op de tank. Veeg eventueel gemorste brandstof weg.
6
Controleer of de tankdop recht zit en goed is aangedraaid. Plaats de wissel-
tank weer in de kachel (dop naar beneden). Sluit het deksel.