Voordat u de haard aansteekt: Controleer het gebied rondom
de haard op een eventuele gaslek of -geur. Controleer vooral
dicht bij de vloer. Aangezien LPG zwaarder is dan lucht,
verspreidt dit zich in geval van lekkage vooral laag bij de grond.
Indien u gas ruikt, raadpleegt u de waarschuwing bij: «3.0
Veiligheidsmaatregelen».
Bedien de knoppen uitsluitend met uw handen, dus niet
met gereedschap. Gebruik geen geweld als u een knop niet
kunt indrukken of draaien. Raadpleeg in dat geval altijd een
deskundige.
Gebruik de haard niet indien een of meer onderdelen met water
in contact zijn gekomen. Laat deze onderdelen vervangen.
9.2 Instructies voor het aansteken
De waakvlam aansteken (fig. 7)
1.
De gasregelknoppen zijn rechts van de haard geplaatst.
2.
Zorg ervoor dat de gaskraan open staat.
3.
Controleer of de knop (2) van de gasregeling in positie (max)
staat.
4.
Draai knop (1) enigszins naar links naar de ontstekingspositie,
tot deze stopt. Druk de knop in en houdt deze gedurende
5 seconden vast. Dan naar links draaien om de piezo te
activeren. Als de waakvlam niet ontsteekt, knop naar rechts
en links blijven draaien totdat de waakvlam gaat branden
aan de linkerzijde in de verbrandingskamer.
5.
Houdt de knop nog 10-15 seconden ingedrukt totdat de
waakvlam blijft branden.
6.
Opmerking: Om de gasregelknop te kunnen draaien moet u
de knop iets indrukken. Gebruik geen grote kracht.
De Hoofdbrander aansteken
Wanneer ontstoken, laat knop los en draai deze verder naar links
naar de positie «ON»(afbeelding van grote vlam).
Wanneer de waakvlam niet blijft branden
•
Wanneer de waakvlam niet blijft branden knop (1) naar
rechts draaien totdat deze stopt. Blif de knop indrukken en
draai naar rechts, naar «OFF» positie. Neem contact op met
Uw leverancier.
Opmerking: wanneer u de haard voor het eerst gebruikt, kan er
condensvorming optreden in de vlamkast. Ook kan er enige rook
vrijkomen tijdens de eerste branduren. Dit komt door verbranding
van verf en smeermiddelen die bij het fabricageproces zijn
gebruikt. Raadpleeg de sectie «9.1 Aansteken».
9.3 Afstellen van de temperatuur
Zorg ervoor dat het toestel minimaal 45 minuten brandt voordat
U het vuur gaat regelen.
•
Om de temperatuur te regelen de linker knop gebruiken
(fig 7-2). De knop heeft een verdeling van min. - max. Dit
correspondeert met een schaal van 15 tot 45 graden(afhankelijk
van opstellingsruimte).
9.4 Toestel uitzetten
Om het toestel volledig uit te zetten de knop (fig 7-1) indrukken
en met de klok mee draaien tot «OFF» positie. Gebruik geen
grote kracht.
10.0 Problemen oplossen
10.1 Als de vonkontsteker voor de
waakvlam niet werkt (afb.10)
Het komt zelden voor dat de vonkontsteker niet werkt, tenzij deze
mechanisch defect is. Als de vonk niet naar de waakvlambrander
wordt geleid, kan het zijn dat een van de elektriciteitskabels
is losgeschoten of is gebroken. Als de vonk «klein» of zwak
is, betekent dit dat er te veel weerstand is door een gebogen
elektriciteitskabel , of dat de elektrode (A) of de kop van de
waakvlambrander (B) roestvorming vertoont. Dit kan ertoe
leiden dat er onvoldoende warmte wordt gegenereerd om het
gas aan te steken.
Controleer de verschillende onderdelen van de waakvlambrander
op eventuele beschadigingen.
Controleer of er elektriciteitskabels zijn beschadigd of zijn
platgedrukt tussen plaatdelen van de haard. Controleer ook op
eventuele losgeschoten verbindingen.
Volg de onderstaande storingsprocedure
wanneer er geen vonkontsteking aanwezig is
bij de waakvlam/ elektrode (fig. 10)
Zorg voor dat de opening tussen electrode (A) en waakvlamkop
•
(B) kleiner of gelijk is aan 3.2 mm.
•
Wanneer dit goed is: controleer of de electrode los zit of
beschadigd is is.
•
Zorg ervoor dat de geisoleerde draad intact is en dat deze juist
gemonteerd zit tussen gasregelklep en electrode (A).
•
Wanneer dit niet goed is de geisoleerde draad juist aansluiten.
Vervang de draad bij beschadiging.
•
Zorg ervoor dat de keramische isolatie (C) van de electrode
intact is.
•
Wanneer dit niet goed is electrode vervangen.
10.2 Stookgas
De juiste gasdruk is van groot belang. Raadpleeg voor meer
informatie de sectie over gasdruk.
De gasdruk vóór de klep en de gasdruk vanaf de klep tot de hoofd-
en waakvlambrander zijn allebei even belangrijk. Een onjuiste
gasdruk kan tot diverse problemen leiden, zoals:
Problemen als de gasdruk te laag is:
•
Kleine waakvlam
•
onvoldoende elektriciteitsproductie bij thermokoppel
•
en zwak vlammenpatroon.
Problemen als de gasdruk te hoog is:
In extreme gevallen kan de druk oplopen tot boven de 60 mbar,
hetgeen beschadigingen aan de klep kan veroorzaken.
•
Dit kan normaal gesproken alleen gebeuren bij een
ondeugdelijke installatie of bij het ontbreken van een
gasregelaar op het gasreservoir.
Een ander potentieel gevolg van een hoge gasdruk is een
abnormaal grote waakvlam. Dit kan leiden tot oververhitting
van thermokoppel, en tot afsluiting van de klep als gevolg van
een ontoereikende millivolt-productie.
Problemen met hoge vlammen en roet duiden op een te kleine
hoeveelheid lucht ten opzichte van de hoeveelheid gas.
NEDErlaNDs
51