3. Elektromagnetische compatibiliteit
De besturingen zijn getest op normale, representatieve voertuigen om de overeenkomst met de volgende EMC
standaarden te bevestigen: EN 12184: 2014, ISO7176-21: 2009.
4. Veiligheidsinstructies
Installeer, onderhoud of bedien deze besturing niet voordat U alle instructies en handleidingen
heeft gelezen van dit product en alle andere producten die worden gebruikt of geïnstalleerd in
combinatie met dit product. Volg de instructies van de handleiding. Als U niet alle instructies
volgt, kan letsel of schade het gevolg zijn.
Open of demonteer de besturing in geen enkel geval - er zijn geen door de gebruiker te repareren
onderdelen.
De bestuurder heeft de verantwoordelijkheid om de rolstoel in een goede veilige werkende
conditie te houden. Om alle componenten (bijvoorbeeld kabels) te beschermen tegen schade,
moeten deze door de bestuurder in een optimale positie worden vastgemaakt.
Raak de connector pinnen niet aan. Als U de pinnen aanraakt, kunnen ze vuil worden of ze
kunnen worden beschadigd door elektrostatische ontlading.
Zet de besturing onmiddellijk uit en contacteer de vakhandelaar indien het voertuig:
o is beschadigd;
o niet altijd hetzelfde gedraagt;
o niet normaal reageert, zoals U verwacht;
o warmer wordt dan normaal;
o smoort;
o niet van snelheid veranderd wanneer U de snelheidsregelaar aanpast;
o een fout aangeeft op de fout indicator en de besturing niet normaal reageert.
Schakel de besturing uit:
o wanneer U het niet gebruikt;
o wanneer U in of uit de rolstoel stapt;
o als de rolstoel uit zijn eigen rijdt of tegen Uw wil in. Als U de besturing uitschakelt zal de
rolstoel tot stilstand komen.
In het geval van een noodsituatie, terwijl de rolstoel rijdt, of bij het veranderen van een
verstelfunctie, drukt U op de AAN/UIT schakelaar om een noodstop uit te voeren en de besturing
uit te schakelen.
Als er een risico is op een botsing met een persoon of object in de nabije omgeving, gebruikt U
de joystick en/of snelheidsregelaar om de snelheid van de rolstoel te beperken.
Rijd niet met het voertuig als de besturing aangeeft dat de batterij bijna leeg is, omdat de rolstoel
niet meer bediend kan worden en de gebruiker niet verder kan. Als de batterij helemaal leeg is,
zal de rolstoel plotseling stoppen en de batterij kan worden beschadigd.
Zorg ervoor dat de batterijlader die wordt gebruikt in combinatie met de rolstoel een functie heeft
dat het rijden wordt verhinderd en goed is aangesloten met de besturing. Deze functie is bedoeld
dat de rolstoel wordt verhinderd om te rijden gedurende het laden van de batterijen. Indien U niet
zeker bent, raadpleeg Uw vakhandelaar.
Gebruik geen batterijladers met een hogere stroom dan deze vermeld in de handleiding van de
rolstoel.
Als de bestuurder van de rolstoel wordt achtergelaten met een beperkte of geen mobiliteit, om
welke reden dan ook (bijvoorbeeld omdat de rolstoel electriciteitsverlies heeft of uitschakelt), is
het belangrijk dat ze hulp kunnen inschakelen waar ze ook zijn.
Rijdt traag bij het nemen van een daling. Verlaag de snelheid van de rolstoel bij het bergafwaarts
rijden.
De besturing kan ervoor zorgen dat het voertuig tot een plotselinge stilstand komt. Indien dit
gevaarlijk kan zijn voor de bestuurder, kan de installateur een veiligheidsgordel installeren, en de
bestuurder moet deze veiligheidsgordel dragen.
Bedienen van de rolstoel op steile hellingen kan gevaarlijk zijn. Voordat U naar boven of beneden
op een helling rijdt, zorg ervoor dat de maximale veilige helling van de rolstoel niet overschreden
wordt.
Gebruik het loslaten van de parkeerrem niet op een helling.
Zorg ervoor dat de besturing niet kouder of warmer wordt dan de minimum en maximum
temperaturen: -25°C tot +50°C.
29
LiNX 200
vA - 2016-09