1
2
"V"
(gedimde fase "
") worden aangesloten. BELANGRIJK – Er kunnen gelijktijdig
meerdere lichtbronnen worden aangesloten aan de klemmen 10 en 11, maar dit
wordt afgeraden. Neem over het algemeen de volgende waarschuwingen in acht.
• Het wordt afgeraden om meer dan drie lampen tegelijkertijd aan een dimmer aan
te sluiten.
• De tegelijkertijd aangesloten lampen aan de klemmen 10 en 11 moeten van hetzelfde
type zijn. Het combineren van ledlampen en fluorescentielampen – of ook gewoon
van verschillende merken en/of modellen – kan namelijk storingen in de werking van
de dimmer veroorzaken of zelfs ervoor zorgen dat hij helemaal niet meer werkt.
• Het gebruik van de dimmer om de lichtsterkte van fluorescentie- en ledlampen te
regelen kan, zelfs aanzienlijk, het beheerbare vermogen verminderen. Dit hangt
sterk af van de elektronische technologie die voor de lampen is gebruikt. Met dit
soort lampen moeten de functies van de dimmer af en toe worden getest. Neem bij
twijfelgevallen contact op met de fabrikant van de dimmer.
4 - AANLEREN VAN DE TECHNISCHE KENMER-
KEN VAN DE AANGESLOTEN LAMPEN
Nadat de dimmer is geïnstalleerd en aangesloten, moet hij het type leren waartoe de
2 – Nederlands
aangesloten lampen behoren. Met de volgende twee procedures kunnen in de dim-
mer alle technische parameters worden opgeslagen die bij de aangesloten lampen
horen en die nodig zijn voor de correcte werking van het systeem (minimum- en
maximumwaarde van de lichtsterkte, verlichtingscurven, etc.). Elk type lamp heeft
namelijk een eigen specifieke werking bij hetzelfde drempelniveau dat ervoor wordt
ingesteld: bijvoorbeeld, bij een lichtsterkteniveau van 10% gaat een gloeilamp bran-
den, maar een led waarschijnlijk niet.
4.1 - De jumper plaatsen
01. Schakel de stroom naar de dimmer uit (verrichtingen mogen alleen wor-
den uitgevoerd bij afwezigheid van elektrische spanning).
02. Draai op de dimmer de schroef "V" los en verwijder de bovenste afdekking door
deze naar boven te draaien (zie afb. 2).
03. In Tabel A: bepaal het type waartoe de lamp behoort die u wilt bedienen.
04. In de dimmer: plaats de jumper "JP1" (al aanwezig in de dimmer) op de positie
die hoort bij de gekozen optie in Tabel A.
Raadpleeg voor de "minimale lichtsterktewaarden" die in de dimmer zijn ingesteld,
Tabel A.
4.2 - Aanleren van het type aangesloten lampen
De dimmer is in de fabriek ingesteld om gloeilampen van 1 tot 150 Watt te besturen.
Om een ander type lichtbron te selecteren, gaat u als volgt te werk.
01. Druk op de toets van de dimmer en houd hem ingedrukt: wacht 5 seconden tot
de led gaat branden en vervolgens definitief uitgaat. Laat dan de toets los.
02. Druk op de toets van de dimmer en houd hem ingedrukt: wacht 5 seconden tot
de led gaat branden; wacht nog eens 5 seconden tot de led uitgaat; wacht tot
de led 3 keer knippert en laat dan de toets los.
03. Druk op de toets van de dimmer en houd hem ingedrukt: wacht 5 seconden tot
de led gaat branden; wacht nog eens 5 seconden tot de led uitgaat; wacht tot
de led 2 keer knippert en laat dan de toets los.
04. Kies uit de lijst het type lamp dat u wilt programmeren en druk langzaam het-
zelfde aantal keer op de knop van de dimmer dat bij het gekozen type hoort:
• Gloeilamp van 150W tot 350W = 1 keer drukken op de knop.
• Gloeilamp van 1W tot 150W = 2 keer drukken op de knop.
• Ledlamp = 3 keer drukken op de knop.
• Fluorescentielamp = 4 keer drukken op de knop.
Wacht 10 seconden tot de led het aantal keer knippert dat overeenkomt met de
gekozen optie.
05. Druk op de toets van de dimmer en houd hem ingedrukt: wacht 5 seconden tot
de led gaat branden en vervolgens definitief uitgaat. Laat dan de toets los. Om