Mogelijke fouten tijdens de installatie
•
Let erop dat de luchtuitlaat niet geblokkeerd is, om beschadigingen van het apparaat te voorkomen.
•
De luchtafvoerslang mag niet geknikt worden (afb. 4).
Bedieningspaneel
1. timer
2. ventilatorsnelheid
3. omlaag (-)
4. display
5. omhoog (+)
6. mode
7. aan / uit
1. AAN-/UITSCHAKELEN: De toets indrukken om het apparaat in resp. uit te schakelen. Het apparaat start bij
het inschakelen automatisch met de vorige instellingen.
2. MODUS: Druk na het inschakelen van het apparaat de modus-knop in om tussen de koel-, verwarmings-,
ontvochtigings- en ventilatormodus te kiezen.
3. VENTILATORSNELHEID: Na het inschakelen van de stroom drukt u op deze toets om de ventilatorsnelheid
in te stellen (hoog, gemiddeld, laag of automatisch). Bij automatische snelheid wordt de snelheid aangepast aan
de omgevingstemperatuur.
4. OMHOOG / OMLAAG (+/-): Het apparaat op koelmodus instellen en met deze knoppen de gewenste
kamertemperatuur instellen (18-32°C koel of 13-27°C warm). Druk minimaal 3 seconden tegelijkertijd op de beide
knoppen om te schakelen tussen een temperatuurweergave in Celsius en in Fahrenheit.
5. TIMER: Druk op deze knop om de gewenste in-/uitschakeltijd in te stellen.
Beschrijving van de functies
In-/uitschakelen
•
Steek de stekker van het apparaat in het stopcontact. Het apparaat start in de stand-by modus. Druk op
de aan/uit-knop om het apparaat aan te zetten. De laatst gebruikte modus wordt automatisch
geactiveerd. Druk nogmaals op de Aan/Uit toets om het toestel uit te zetten.
Koelmodus
•
Druk op de modus-knop tot de koelmodus-indicator gaat branden.
•
Druk op de omhoog- of omlaag-knop om de gewenste temperatuur in te stellen (18°C-32°C of 64-90°F).
De ingestelde temperatuur verschijnt op de display.
A. Timer-indicator
B. Ventilatorsnelheid indicator
C. Mode-indicator
D. UV-licht indicator
E. Slaapstand indicator
67