46
nederlands
5. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet door een gekwalifi-
ceerd elektriciën uitgevoerd worden. De aansluiting
moet conform de NEN 1010 en de plaatselijke voor-
schriften geschieden.
Bij hoge watertemperaturen (vanaf 80° C) overeenkomstige hitte-
bestendige aansluitkabel toepassen. De aansluitkabel mag leiding,
pomp- en motorhuis niet aanraken.
Let op de druipwaterdichte kabelinvoer voorzien van trekontlasting
bij kabelingang van klemmenkast.
Voorzekering:
Draaddoorsnede:
De elektrische aansluiting moet volgens het typeplaatje
plaatsvinden. Voor eventuele uitwisseling adviseren wij de
elektrische aansluiting van een zogenaamde «lus» te voorzien.
Let op dat elektrische gegevens op typeplaatje van pomp
overeenkomen met voedingsspanning.
Opmerking:
Bijzondere aandacht voor aarde aansluiting. De aarddraad moet
langer zijn dan nul- en fasedraden (gevaar voor afbreken).
5.1 Voeding
1 × 230 V +6%/–10%, 50 Hz, PE (WX 10, WX 12, WX 13, WX 14)
3 × 400 V +6%/–10%, 50 Hz, PE (W 313, W 314, W 315)
W 315: Motorbeveiliging noodzakelijk
Ampère II:
0,38 A
I:
0,21 A
(nominaalstroom × 1,5)
max. 10 A traag
max. 2,5 mm
2
.