Automatische filterreiniging
Het apparaat beschikt over een nieuwe fil-
terreiniging, bijzonder effectief bij fijn stof.
Daarbij wordt de vlakvouwfilter alle 15 se-
conden automatisch gereinigd door een
luchtstoot (pulserend geluid).
Aanwijzing: De automatische filterreini-
ging is af fabriek ingeschakeld.
Aanwijzing: Het uit-/inschakelen van de
automatische filterreiniging is alleen moge-
lijk, wanneer het apparaat is ingeschakeld.
– Automatische filterreiniging uitschakelen:
schakelaar bedienen. Controlelampje
in de schakelaar gaat uit.
– Automatische filterreiniging inschakelen:
schakelaar opnieuw bedienen. Contro-
lelampje in de schakelaar brandt groen.
Apparaat uitschakelen
Schakel het apparaat aan de hoofd-
schakelaar uit.
Netstekker uittrekken.
Na elk bedrijf
Reservoir leegmaken.
Apparaat aan de binnen- en buitenkant
reinigen door afzuigen en afvegen met
een vochtige doek.
Apparaat opslaan
Afbeelding
Zuigslang en stroomkabel bewaren in
overeenstemming met de afbeelding.
Apparaat in een droge ruimte plaatsen en
beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Vervoer
VOORZICHTIG
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
Zuigbuis met vloerkop uit de houder ne-
men. Draag het apparaat aan de draag-
greep en aan de zuigbuis.
Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
VOORZICHTIG
Gevaar voor letsel en beschadiging! Het
gewicht van het apparaat bij opbergen in
acht nemen.
Het apparaat mag alleen binnen worden
opgeborgen.
GEVAAR
Bij alle werkzaamheden aan het apparaat,
het apparaat uitschakelen en de netstekker
uittrekken.
Stofverwijderende machines zijn veilig-
heidsinrichtingen voor het voorkomen of
elimineren van gevaren in de zin van
BGV A1.
– Voor het onderhoud door de gebruiker
moet het apparaat uit elkaar genomen,
gereinigd en onderhouden worden,
voor zover dat uitgevoerd kan worden
zonder dat daarbij gevaren ontstaan
voor het onderhoudspersoneel en an-
dere personen. Geschikte voorzorgs-
maatregelen bevatten het ontgiften
vóór de demontage. Voorzorgen ne-
men voor lokaal gefilterde kunstmatige
verluchting op de plaats waar het appa-
raat uit elkaar genomen wordt, reiniging
van het onderhoudsoppervlak en ge-
schikte bescherming van het personeel.
– De buitenkant van het apparaat moet
ontgift en schoongeveegd worden of
behandeld worden met afdichtingsma-
teriaal vooraleer het uit het gevaarlijke
gebied genomen wordt. Alle onderde-
len van het apparaat moeten be-
schouwd worden als verontreinigd in-
dien ze uit het gevaarlijke gebied geno-
men worden.
– Bij de uitvoering van onderhouds- en
herstellingswerkzaamheden moeten
alle verontreinigde voorwerpen die niet
voldoende gereinigd kunnen worden,
weggegooid worden. Zulke voorwerpen
moeten in ondoorlaatbare zakken en
overeenkomstig de geldende bepalin-
gen betreffende de verwijdering van dat
soort afval verwijderd worden.
– 5
NL
Opslag
Onderhoud
47