De gebruiker moet een vakkundig iemand zijn die
zich verantwoordelijk voelt voor de apparatuur en
er gebruik van maakt volgens de richtlijnen van de
fabrikant.
Wanneer zich elektromagnetische storingen voor-
doen moet de lasser de problemen oplossen zonodig met de
technische assistentie van de fabrikant.
In ieder geval dient de elektromagnetische storing
zodanig gereduceerd te worden dat het geen hin-
der meer vormt.
Voor de installatie dient de gebruiker de risico's te
evalueren die elektromagnetische storingen zouden
kunnen opleveren voor de directe omgeving, hier-
bij in het bijzonder lettend op de gezondheidsrisi-
co's voor personen op en in de omgeving van de
werkplek, bij voorbeeld mensen die een pacemaker of een
gehoorapparaat hebben.
Las kabels
Om de effecten van de elektromagnetische velden zo klein moge-
lijk te houden dient u de hieronder staande richtlijnen te volgen:
- Houdt de laskabel en de aardkabel zoveel mogelijk bij elkaar
opgerold.
- Vermijdt dat de laskabels rond uw lichaam draaien.
- Vermijdt dat u tussen de aard- en de laskabel in staat, (houdt
beide aan één kant).
- De kabels moeten zo kort mogelijk gehouden worden, bij
elkaar gehouden op of zo dicht mogelijk bij de grond.
- Plaats de apparatuur op enige afstand van de werkplek.
- Houdt de kabels ver verwijderd van andere kabels.
Het werkstuk aarden
Wanneer het werkstuk niet geaard is vanwege elektrische veilig-
heid , de afmeting of de plaats waar het staat kan het aarden
van het werkstuk de straling verminderen. Het is belangrijk
er aan te denken dat het aarden van het werkstuk zowel het
gevaar voor de lasser op ongelukken als schade aan andere
apparatuur niet mag vergroten.
Het aarden moet volgens de plaatselijke veiligheidsvoorschriften
gebeuren.
Afscherming
Door het selectief afschermen van andere kabels en apparatuur
in de directe omgeving kunnen de storingsproblemen afnemen.
Bij speciale toepassingen kan het worden overwogen de gehele
lasplaats af te schermen.
2 HET INSTALLEREN
Het installeren dient te worden gedaan door vak-
kundig personeel met instemming van de fabri-
kant.
Overtuigt u ervan dat de stroom is uitgeschakeld
voordat u gaat installeren.
2.1 Inbedrijfstelling
Alvorens met de werkzaamheden aan te vangen moeten de
volgende controles en handelingen uitgevoerd worden:
- Controleer of de stroombron uit is.
- Controleer of alle delen van de toorts efficiënt zijn. De juiste
montagevolgorde van de onderdelen van de toorts is: 1-2-3-4-5.
55