8. Binnendeelinstellingen
De binnendeelinstellingen omvatten het volgende. Deze instellingen zijn alleen beschikbaar als de eenheid is gestopt.
(1) Hoog plafond: Stel de ventilatorsnelheid in voor een hoog plafond. ➝ ⑪
(2) Filtersignaal: Stel in wanneer het filtersignaal moet worden weergegeven. ➝ ⑫
(3) Externe invoer 1: Stel in wanneer het signaal wordt doorgegeven aan externe invoer 1 (CNT) van het
binnendeel. ➝ ⑬
(4) Externe invoer 1 signaal: Stel het soort signaal in dat wordt doorgegeven aan externe invoer 1 (CNT) van het
binnendeel. ➝ ⑭
(5) Externe invoer 2: Stel in wanneer het signaal wordt doorgegeven aan externe invoer 2 (CNTA) van het binnendeel
dat is voorzien van externe invoer 2. ➝ ⑮
(6) Externe invoer 2 signaal: Stel het soort signaal in dat wordt doorgegeven aan externe invoer 2 (CNTA) van het
binnendeel. ➝ ⑯
(7) Verwarmen thermisch-UIT temp instelling: Corrigeer de temperatuur voor de beoordeling of de thermostaat
AAN of UIT moet zijn bij verwarming. ➝ ⑰
(8) Retourlucht sensor aanpassing: Corrigeer de temperatuur die door de retourluchttemperatuursensor is
gedetecteerd. ➝ ⑱
(9) Ventilator tijdens koelingsbedrijf UIT: Schakel de ventilator tijdens koelingsbedrijf UIT. ➝ ⑲
(10) Ventilator tijdens verwarmingsbedrijf UIT: Schakel de ventilator tijdens verwarmingsbedrijf UIT. ➝ ⑳
(11) Invries beveiliging temperatuur: Selecteer de invriesbeveiligingstemperatuur. ➝
(12) Invries beveiliging instelling: Stel de werking van de ventilator tijdens de werking van de invriesbeveiliging in. ➝
(13) Condenspomp in werking: Stel de bedrijfsmodus in voor de werking van de condenspomp. ➝
(14) Nadraaitijd ventilator na koeling: Selecteer de nadraaitijd van de ventilator na het stoppen en koelen. ➝
(15) Nadraaitijd ventilator na verwarming: Selecteer de nadraaitijd van de ventilator na het stoppen en verwarmen.
➝
(16) Intermittent ventilatorsturing verwarming: Selecteer de ventilatorsturing na de nadraaitijd van de ventilator na
het stoppen en verwarmen.➝
(17) Ventilator circulatie werking: Stel deze optie in als de ventilator wordt gebruikt voor luchtcirculatie. ➝
(18) Drukverschil instellingen: Corrigeer het drukverschil wanneer het buitendeel van de airconditioning is
aangesloten in het Multi (KX)-systeem. ➝
(19) Automatische bedrijfsmodus: Stel de besturingsmethode voor de automatische bedrijfsmodus in. ➝
(20) Instelling thermisch bereik: Stel de omschakelingsmethoden en condities voor het thermisch bereik in. ➝
(21) Automatische ventilatorsnelheid bediening: Stel het omschakelingsbereik van de ventilatorbediening in bij
automatische ventilatorsnelheid. ➝
(22) Alarm voor overbelasting van binnendeel: Er wordt een overbelastingsalarmsignaal verzonden als de
kamertemperatuur nog steeds in behoorlijke mate verschilt van de ingestelde temperatuur nadat het systeem
is gestart en 30 minuten in bedrijf is geweest. ➝
① TOP scherm
① Druk op de knop Menu in het hoofdscherm.
— 26 —