VEILIGHEIDSWAAR-
SCHUWINGEN
Algemene veiligheidswaarschuwingen
voor elektrisch gereedschap
WAARSCHUWING:
waarschuwingen, aanwijzingen, afbeeldingen en
technische gegevens behorend bij dit elektrische
gereedschap aandachtig door. Als u niet alle onder-
staande aanwijzingen naleeft, kan dat resulteren in
brand, elektrische schokken en/of ernstig letsel.
Bewaar alle waarschuwingen en
instructies om in de toekomst te
kunnen raadplegen.
De term "elektrisch gereedschap" in de veiligheidsvoor-
schriften duidt op gereedschappen die op stroom van
het lichtnet werken (met snoer) of gereedschappen met
een accu (snoerloos).
Veiligheidswaarschuwingen voor
een accuaangedreven kruiwagen
1.
Draag tijdens gebruik van het gereedschap altijd
slipvast veiligheidsschoeisel. Slipvaste, dichte veilig-
heidsschoenen of -laarzen verlagen de kans op letsel.
2.
Inspecteer de af te leggen route voordat u
voorwerpen/materialen erover transporteert.
Door uzelf bekend te maken met de route en u
ervan te verzekeren dat de route breed genoeg
is om het gereedschap met lading veilig erover
te kunnen manoeuvreren, verlaagt u de kans op
verlies van controle over het gereedschap.
3.
Wees uiterst voorzichtig op een gladde, losse
en instabiele ondergrond. Natte en gladde
oppervlakken, zoals nat gras, sneeuw en ijs, en
losse en instabiele ondergronden, zoals zand of
grind, kunnen ertoe leiden dat het gereedschap
tractie verliest en kunnen de besturing, het rem-
men en de stabiliteit nadelig beïnvloeden.
4.
Gebruik het gereedschap niet op zeer steile
hellingen. Hiermee wordt de kans verkleind op
verlies van controle, slippen en vallen die kunnen
leiden tot persoonlijk letsel. Hellingen steiler dan
de maximaal aanbevolen hellingsgraad en zijde-
lingse hellingen kunnen de kans op instabiliteit
vergroten en kunnen het vermogen om veilig te
stoppen nadelig beïnvloeden.
5.
Verzeker u bij het werken op hellingen er altijd van
dat u stevig staat, werk altijd dwars op de helling,
nooit hellingopwaarts of -afwaarts, en wees uiterst
voorzichtig bij het veranderen van richting. Hiermee
wordt de kans verkleind op verlies van controle, slippen
en vallen die kunnen leiden tot persoonlijk letsel.
6.
Gebruik indien mogelijk een vlag gebied
om te stoppen, laden en lossen, en laat het
gereedschap nooit achter op een helling. Het
gereedschap is instabieler wanneer hij op een
helling staat dan wanneer hij op een horizontale
ondergrond staat.
Lees alle veiligheids-
7.
Wanneer op een helling wordt gestopt, richt u
het gereedschap hellingopwaarts of -afwaarts,
en blokkeert u de ongeremde wielen. Het
gereedschap is minder stabiel wanneer het dwars
op een helling staat. Ongeremde wielen, met
name zwenkwielen, kunnen mogelijk zwenken en
hellingafwaarts rollen ondanks dat de parkeerrem
van het voorwiel is aangetrokken.
8.
Als het gereedschap onbeheerd wordt achter-
gelaten, zet u het gereedschap op een veilige
plaats neer en trekt u de parkeerrem aan. De
parkeerrem voorkomt ongewenste beweging van
het voorwiel en kan de stabiliteit verbeteren.
9.
Zorg ervoor dat oprijplaten schoon, sterk en vei-
lig zijn. Om de kans op letsel te verkleinen, moeten
alle oprijplaten vrij zijn van los afval en sterk genoeg
zijn om het gewicht te dragen van de lading die u
erover verwacht te vervoeren. Ze moeten eronder en
aan de zijkant afdoende gestut zijn om doorbuigen
en zijdelingse beweging te voorkomen wanneer een
lading erover wordt vervoerd. Alle oprijplaten moeten
breed genoeg zijn en stevig geplaatst zijn wanneer
ladingen erover vervoerd worden.
10. Verzeker u ervan dat de stortbak omlaag staat en
storthekken stevig vergrendeld zijn wanneer de
lading niet wordt gestort en tijdens opslag van het
gereedschap. Niet-vergrendelde stortbakken en stor-
thekken kunnen onverwachts open gaan of verschuiven.
Gebruik geen oprijplaten over een open
11.
ruimte zonder opstaande zijrand of relingen.
Hooggelegen open ruimten en open geulen vragen
om ongelukken en verhogen de kans op ernstig
letsel. Gebruik een opstaande zijrand of relingen
langs oprijplaten over open ruimten om te voorko-
men dat het gereedschap van de oprijplaat af rijdt.
12. Verzeker u er vóór gebruik van dat alle borg-
bouten stevig aangedraaid zijn. Borgbouten op
de achterwielen en de voor- en zijwanden van het
open draagrek moeten stevig vast zitten om onge-
wenste beweging van deze verstelbare onderde-
len van het gereedschap te voorkomen.
13. Gebruik het gereedschap nooit wanneer het
overbelast is. Verzeker u ervan dat het gereedschap
het juiste draagvermogen heeft voor de voorwerpen
of materialen die u wilt vervoeren. Buitensporige
ladingen maken het manoeuvreren en stoppen met
het gereedschap moeilijker, verlengen de stoptijd en
-afstand, en verhogen het gevaar van instabiliteit.
14. Gebruik het gereedschap nooit met te hoog
opgestapelde lading. Als het materiaal tot boven
de randen van de laadbak of het draagrek wordt
geladen, kan het gereedschap in onbalans raken
en onbeheersbaar worden.
15. Gebruik containers en trekbanden om de lading
vast te zetten. Losse en/of niet-vastgezette ladin-
gen verschuiven gemakkelijker waardoor onbalans
en verlies van controle kunnen ontstaan.
16. Houd de handgrepen altijd goed vast. Verlies van
controle kan de kans op persoonlijk letsel verhogen.
17. Haal de veiligheidssleutel eruit wanneer het
gereedschap niet in gebruik is. De veilig-
heidssleutel voorkomt ongewenst aangedreven
gebruik van het gereedschap, zoals door kinderen
of andere onervaren of onbevoegde personen.
Zonder de sleutel kan de elektrische aandrijving
niet worden ingeschakeld.
61 NEDERLANDS