NL
7.3
Snijdraad verlengen tijdens het gebruik
De maaidraad wordt korter tijdens het gebruik en
rafelt uit.
1. Als de Aan-/Uit-schakelaar ingedrukt is en de
draadspoel draait: Draadkop telkens op het
gazon tikken. Daardoor wordt een stuk nieu-
we snijdraad van de draadspoel afgewikkeld
en het verbruikte draadeinde afgesneden
door de draadafsnijder.
7.4
Telescopische steel verstellen (06)
De telescopische steel is traploos verstelbaar.
Daardoor kan de lengte individueel op de li-
chaamslengte worden ingesteld. De telescopi-
sche steel kan verlengd of verkort resp. 10 cm in
lengte worden versteld.
1. Vastzethuls (06/1) in de richting van het open
slot draaien (06/a) tot de klemming is vrijge-
geven.
2. Telescopische steel (06/2) individueel aan de
hand van de lichaamslengte verkorten of ver-
lengen (06/b).
3. Vastzethuls vastdraaien (06/a).
7.5
Snijkop zwenken (07, 08)
Om bijv. gazonranden te trimmen, kan de snijkop
180° worden gezwenkt (07, 08).
1. Telescopische steel (07/1) iets naar boven
trekken (07/a).
2. Tegelijkertijd de snijkop (07/2) 180° draaien
(07/b) tot hij vastklikt.
3. Telescopische steel naar beneden vast laten
klikken (07/a).
7.6
Snijkop kantelen (09)
Nadat de hellingshoek is versteld, kan ook op on-
toegankelijke plaatsen worden getrimt, bijv. onder
banken, richels enz.
1. Vergrendelknop (09/1) indrukken en inge-
drukt houden (09/a).
2. Snijkop (09/2) tot aan de gewenste stand hel-
len en vastklikken (09/b).
3. Laat de vergrendelknop los.
7.7
Acculaadtoestand controleren
De laadtoestandsweergave (01/4) bevindt zich op
het basisapparaat.
Die bestaat uit drie segmenten. De segmenten
branden of knipperen afhankelijk van de laadtoe-
stand.
38
Werkwijze en werkmethode (10 – 12)
Segment
3 segmente branden:
2 segmente branden:
1 segment brandt:
1 segment knippert:
8 WERKWIJZE EN WERKMETHODE (10
– 12)
■
Apparaat inschakelen voordat u het te snij-
den gras nadert en dan pas laten zakken, om
overbelasting te voorkomen.
■
Apparaat iets naar voren kantelen (ca. 30°)
om te maaien met de punt van de snijdraad.
Langzaam werken (10).
■
Apparaat bij het maaien gelijkmatig naar
rechts en links zwenken (11).
■
Lang gras moet worden gemaaid in lagen. Al-
tijd van boven naar beneden werken (11).
■
Het apparaat snijdt het beste op zeer hoge
snelheid. Daarom het apparaat niet overbe-
lasten door het maaien van lang gras.
■
Bij overbelasting van het apparaat in lang
gras wordt de draad geblokkeerd. Het appa-
raat onmiddellijk optillen zodat het wordt ont-
last. Anders kan er duurzame schade aan de
motor optreden.
■
Met het apparaat niet rechtstreeks langs har-
de obstakels (bijv. muren) maaien, maar zij-
delings maaien. Daardoor wordt de snijdraad
ontzien (12).
■
Apparaat uit de buurt houden van gevoelige
planten. Plantbeschermbeugel in de horizon-
tale stand klappen.
■
Lijn het apparaat op het steunwiel uit om ga-
zonranden te maaien. De snijdraad wordt bij
het maaien van de gazonrand beschermd te-
gen te veel slijtage.
Acculaadtoestand
Accu volledig opgela-
den.
Accu voor 2/3 opgela-
den.
Accu voor 1/3 opgela-
den.
Accu bijna leeg. Het
apparaat schakelt bin-
nenkort uit.
GT 1825