Sluit de kabels voor gegevensoverdracht niet aan tijdens onweer. Maak ze ook niet los en raak ze niet aan tijdens
een onweersbui.
11.3 Operatie
• Als apparaat voor meerdere protocollen bouwt het, afhankelijk van de systeemconfiguratie, WANverbindingen op. Om
ongewenste kosten te vermijden, moet u het apparaat bewaken.
• Uw apparaat voldoet aan de geldende veiligheidsbepalingen voor inrichtingen voor informatietechniek. Als u vragen hebt
over het plaatsen van het apparaat in de daarvoor voorziene omgeving, neemt u contact op met uw bintec-elmeg-
dealer of met de klantenondersteuning van bintec-elmeg.
• Het bedoelde gebruik van het systeem conform de Europese standaarden wordt alleen gegarandeerd als de behuizings-
deksel is gemonteerd (koeling, brandbescherming, signaalstoring).
• De omgevingstemperatuur mag niet hoger komen dan 40 °C (tenzij anders vermeld). Vermijd rechtstreeks zonlicht. Zorg
voor voldoende koeling.
•
Houd er rekening mee dat er geen voorwerpen (bijvoorbeeld paperclips) of vloeistoffen binnen in het apparaat te-
rechtkomen (elektrische schokken, kortsluiting). Onderbreek in noodgevallen (bijvoorbeeld beschadigde behuizing of be-
schadigd bedieningselement, binnendringen van vloeistoffen of voorwerpen) onmiddellijk de voeding bij het stopcontact
en stel de service-afdeling op de hoogte.
• Controleer of de ventilatiesleuven- en openingen van het apparaat niet geblokkeerd worden.
11.4 Draadloze LAN
• Breng het apparaat niet met ingeschakeld zendcomponent in de buurt van ontvlambare gassen of in een explosiege-
vaarlijke omgeving (bijvoorbeeld een spuiterij). De uitgezonden golven kunnen een explosie of brand veroorzaken.
• De reikwijdte van de draadloze verbinding is afhankelijk van de milieu- en omgevingsomstandigheden.
• Bij gegevensverkeer via een draadloze verbinding kunnen de gegevens ook worden ontvangen door onbevoegde der-
den. Voer, afhankelijk van het belang van de veiligheid van de gegevens die via WLAN worden overgedragen, de nodige
stappen uit ter afscherming van uw draadloze netwerk.
11.5 GSM-, 3G/4G-netwerken
• Steek nooit een SIM-kaart in als het apparaat is ingeschakeld. Bescherm uzelf tegen elektrostatische ontladingen bij het
plaatsen van de kaart!
• Voor apparaten met een GSM- en 3G/4G-radiomodule. De antenne(s) van dit apparaat moet(en) zodanig worden
geïnstalleerd dat ze zich minimaal 20 cm van het lichaam van de gebruiker bevinden.
• GSM- en 3G/4G-netwerken kunnen storingen veroorzaken op andere netwerken. Volg alle bepalingen die hierop betrek-
king hebben. Als u vermoed dat het apparaat storingen of gevaar veroorzaakt, schakelt u het direct uit.
• Installeer het apparaat niet op plaatsen waar het gebruik van mobiele telefoons verboden is, of waar dit storingen of ge-
vaar kan veroorzaken. Volg alle beperkingen bij het gebruik van hoogfrequente apparaten bij tankstations, in ziekenhui-
zen en bij chemische installaties.
• Voor medische apparaten geldt de aanbeveling dat er minimaal 20 cm afstand moet zijn tussen het hoogfrequente appa-
raat en een geïmplanteerd medisch apparaat, zoals een pacemaker of een cardioverter-defibrillator, om een storing in
het medische apparaat uit te sluiten. Als u een storing vermoedt, schakelt u het hoogfrequente apparaat uit en verwijdert
u het. Vraag informatie op bij de producent van het medische apparaat om te waarborgen dat het hoogfrequente appa-
raat op correcte wijze wordt gebruikt.
• Installeer nooit een GSM- of 3G/4G-apparaat in een luchtvaartuig, of verbind dit apparaat nooit met een luchtvaartuig.
• Installeer het apparaat, net als elk ander elektrisch apparaat, niet in omgevingen waarin ontvlambare gassen of branden
kunnen ontstaan, of waar een mogelijk explosieve atmosfeer heerst.
• Installeer GSM- en 3G/4G-apparaten nooit in omgevingen waar explosies worden uitgevoerd.
• Aangezien GSM- en 3G/4G-apparaten radiosignalen gebruiken en draadloze mobiele de verbindingen niet onder alle
omstandigheden kunnen garanderen, dient u een mobiel apparaat niet als enige verbinding te gebruiken in kritieke situa-
ties.
11.6 Reiniging en reparatie