Onderhoudsintervallen
Wekelijks
Zeef in de wateraansluiting reinigen.
Fijn filter reinigen.
Brandstoffilter reinigen.
Oliepeil controleren.
LET OP
Beschadigingsgevaar! Neem in geval van melkachtige
olie onmiddellijk contact op met de Kärcher-klantenser-
vice.
Maandelijks
Zeef in de watertekortbeveiliging reinigen.
Filter aan de reinigingsmiddel-zuigslang reinigen.
Alle 500 bedrijfsuren, minstens jaarlijks
Olie vervangen.
Laat het onderhoud van het apparaat uitvoeren
door de klantenservice.
Onderhoudswerkzaamheden
Zeef in de wateraansluiting reinigen
Zeef wegnemen.
Zeef in water reinigen en opnieuw plaatsen.
Fijn filter reinigen
Apparaat drukloos maken.
Fijne filter van de pompkop schroeven.
Fijne filter demontaeren en filterinzet wegnemen.
Filterinzet met schoon water of perslucht reinigen.
In omgekeerde volgorde weer in elkaar zetten.
Brandstoffilter reinigen
Brandstoffilter uitkloppen. Brandstof daarbij niet in
het milieu terecht laten komen.
Zeef in de watertekortbeveiliging reinigen
Apparaat drukloos maken.
Bevestigingsklem eruit hevelen en slang (Soft-
Demping-Systeem) van de beveiliging tegen wa-
tertekort eruit trekken.
Zeef wegnemen.
Instructie: Zonodig schroef M8 ca. 5 mm inschroeven
en daarmee de zeef eruit trekken.
Zeef in water reinigen.
Zeef inschuiven.
Slangnippel helemaal in de beveiliging tegen wa-
tertekort schuiven en goed vastmaken aan de be-
vestigingsklem.
Filter aan de reinigingsmiddel-zuigslang reinigen
De reinigingsmiddelluchtinlaatleidingen eruit trek-
ken.
Filter in water reinigen en opnieuw plaatsen.
Olie vervangen
Opvangbak voor ongeveer 1 liter olie klaarstellen.
Aflaatschroef losdraaien.
Oude olie op milieuvriendelijke wijze verwijderen of bij
een geautoriseerde instantie indienen.
Aflaatschroef opnieuw aandraaien.
Langzaam olie bijvullen tot de MAX-markering.
Instructie: Luchtbellen moeten kunnen ontsnappen.
Oliesoort en vulhoeveelheid zie Technische gege-
vens.
Hulp bij storingen
GEVAAR
Verwondingsgevaar door onverwacht startend appa-
raat en elektrische schok. Voor alle werkzaamheden
aan het apparaat moet het apparaat uitgeschakeld en
de netstekker uitgetrokken worden.
Controlelampje bedrijfsklaarheid gaat uit
–
Geen netspanning, zie "Apparaat loopt niet".
Controlelampje brandstof licht op
–
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
Controlelampje reinigingsmiddel brandt
–
Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
Apparaat draait niet
–
Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding controleren.
Apparaat bouwt geen druk meer op
–
Sproeier is ingesteld op „CHEM"
Sproeier op „Hogedruk" stellen.
–
Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op „0" stellen.
Bij geopende handspuitpistool het apparaat met de
apparaatschakelaar meermaals in- en uitschake-
len.
Instructie: Door het demonteren van de hogedrukslang
van de hogedrukaansluiting wordt het ontluchten ver-
sneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
–
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
–
Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren (zie Techni-
sche gegevens).
Apparaat lekt, water drupt onderaan uit het
–
Pomp ondicht
Instructie: Toegelaten zijn 3 druppels/minuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat door de klan-
tendienst laten controleren.
Apparaat schakelt constant in en uit bij een
gesloten handspuitpistool
–
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
Apparaat zuigt geen reinigingsmiddel aan
–
Sproeier is ingesteld op „Hogedruk"
Sproeier op „CHEM" stellen.
–
Filter in de reinigingsmiddel-zuigslang verontrei-
nigd
Filter reinigen.
–
Terugslagklep vastgekleefd
Reinigingsmiddelslang verwijderen en terugslag-
klep met een stomp voorwerp lossen.
– 6
NL
apparaat
43