DE FABRIKANT BEHOUDT ZICH HET RECHT VOOR OM DE
TECHNISCHE GEGEVENS TE WIJZIGEN OM VERBETERINGEN
EN UPDATES AAN HET PRODUCT AAN TE BRENGEN.
5. VOORBEREIDING VOOR HET GEBRUIK
LET OP!
GEBRUIK VOOR HET HEFFEN VAN DE MOTOR-
ISCH AANGEDREVEN POMP EEN KABEL DIE VOL-
DOENDE STERK IS VOOR HET GEWICHT VAN DE
POMP EN VERMIJD DE POMP TE VEEL TE KAN-
TELEN (AFB 1);
5.1 INSTALLATIE
Volg voor de installatie van de pomp de beschrijvingen van DEEL 1,
hoofdstuk 7.2, en de volgende punten:
- Gebruik leidingen met een geschikte diameter. De inlaatleiding moet
absoluut luchtdicht zijn, met een diameter die groter of gelijk is aan
de diameter van het zuigmondstuk van de pomp. (zie hoofdstuk 4).
- De leidingen moeten altijd zo worden aangesloten dat elk type
stress voor de pompen wordt vermeden.
- De pompen kunnen geïnstalleerd worden op de pers- of te-
rugvoerleidingen en in de horizontale en verticale stand, ge-
steld dat de motor nooit onder de pomp wordt geplaatst om het
lekken van water in de motor of lagers te voorkomen (AFB 2)
(Merk op dat de verticale installatie mogelijk is voor 2-polige appara-
ten van ≤7.5kW en 4-polige apparaten van ≤1.1kW)
- We raden het gebruik van stroomopwaarts en stroomafwaarts van
de pomp geïnstalleerde klepafsluiters aan.
- De pomp moet niet geïnstalleerd worden op het laagste punt van de
installatie, om het ontstaan van bezinksel te voorkomen.
- Voor een correcte ontluchting moet de gehele installatie gevuld worden.
5.1.1 VOOR MOTORISCH AANGEDREVEN POMPEN
Voor units van 11kW is een bodemplaat van fundamenteel belang, ter-
wijl hij voor units met een vermogen onder de 11KW optioneel is. We
raden het gebruik van een verhoogde bodemplaat aan omdat deze de
plaatsing in een onderliggende container vereenvoudigt, wanneer het
pomphuis moet worden geledigd, en kan dienen als een veiligheids-
platform als het gevaar bestaat dat de vloer overstroomt. Wanneer de
units rechtstreeks op de vloer worden geplaatst, moet de bodemplaat
met ankerbouten in het beton worden bevestigd.
Scherp de ankerbouten goed aan om ongewenste trillingen te voor-
komen.
5.2 LEIDINGWERK
Volg voor de installatie van de leidingen de beschrijvingen van DEEL
1, hoofdstuk 7, en de volgende punten:
a) Monteer de pomp niet op niet goed uitgelijnde leidingen
b) Gebruik een geschikte steun voor de zuig- en persleidingen
c) Installeer in de volgende gevallen een terugslagklep tussen de
pomp en de afsluitklep van de perszijde:
- in geval van lange leidingen
- in geval van een hoge opvoerhoogte
- in geval van een automatische pomp
- in geval er water in de tank wordt gepompt
- wanneer twee of meer pompen in parallel functioneren
d) Aanbevolen wordt om extra kleppen op de leidingen te installeren
om de pompen in geval van onderhoud te kunnen isoleren.
5.3 DE POMPEN VULLEN
LET OP!
HANDELING UIT TE VOEREN MET VOLLEDIG
GESLOTEN ELEKTRISCH KLEMMENBORD VAN
DE MOTOR.
a) Verwijder de plug/zeskantdop op de bovenkant van het pomphuis
(AFB 4);
b) Vul de pomp met behulp van een trechter met water, tot hij over-
loopt;
c) Draai de plug/zeskantdop terug en scherp hem goed aan om het
binnendringen van lucht te voorkomen
5.4 DEMONTAGE MOTORISCH AANGEDREVEN POMPEN
Alle onderdelen van deze pompen kunnen gedemonteerd en
geïnspecteerd worden zonder het pomphuis en de leidingen te hoeven
verwijderen.
Ga voor de verwijdering van de motor/het draaiende gedeelte van de
pomp uit het pomphuis als volgt te werk:
- Verwijder de bout tussen het pomphuis en de motorbeugel en neem
de motor axiaal uit. Gebruik geschikte hefmiddelen voor het heffen/
verplaatsen van de pomp. (AFB 1)
Let bijzonder goed op tijdens de demontage van horizontaal geïnstal-
leerde pompen. Ondersteun eerst de motor alvorens de bouten van de
motor en het pomphuis los te draaien.
Voor de reparatie moet de pomp naar de fabrikant of een erkende win-
kel worden verzonden.
5.5 HANTERING VAN DE POMP
De pompen moeten tijdens het transport, de montage en demonta-
ge op een vlakke ondergrond verblijven. Probeer hellende of ruwe
oppervlakken zoveel mogelijk te vermijden. In geval van een hellend
oppervlak wordt ten strengste aanbevolen om de met ankerbouten ge-
installeerde bodemplaat te gebruiken.
6. SCHEMA'S EN TEKENINGEN
AFB.1: Heffen van 3E pompen met een kabel
AFB 2: Installatie van 2-polige ≤7.5kW en 4-polige ≤1.1kW motoren
AFB 3: Installatie van 2-polige ≥9.2kW en 4-polige ≥1.5kW motoren
Plug
Plug
AFB 4: Plugs vereist voor de
controle van het vullen
van de pompen
Drain Plug
AFB 5: Aftappluggen op de
pompen
NL
15