10. Sluit de sensor opnieuw aan, plaats de sensor terug in het proces en druk op enter. Het
uitgangssignaal keert terug naar de actieve toestand en meetwaarde van het monster wordt
weergegeven op het meetscherm.
Opmerking: Als de uitgangsmodus op hold of verzenden is ingesteld, selecteer dan de vertragingstijd wanneer
de uitgangssignalen weer actief worden.
4.4.8 Kalibratie weerstand (inductieve conductiviteitssensoren)
Dit type kalibratie wordt soms een elektrische kalibratie genoemd, die als doel heeft om de
elektrische verbinding i.p.v. de sensor zelf te controleren.
1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE
(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).
2. Als de toegangscode in het veiligheidsmenu voor de controller is ingeschakeld, dan moet u de
toegangscode invoeren.
3. Selecteer RESISTOR CAL (weerstand kalibratie) en druk op enter.
4. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:
Optie
Beschrijving
ACTIVE (actief) Het instrument verstuurt de huidige, tijdens de kalibratieprocedure gemeten uitvoerwaarde.
HOLD
De uitgangswaarde van de sensor is tijdens de kalibratieprocedure tegen de huidige
gemeten waarde vastgehouden.
TRANSFER
Tijdens kalibratie wordt een voorgedefinieerde uitgangswaarde verstuurd. Raadpleeg de
handleiding van de controller om de voorgedefinieerde waarde te wijzigen.
5.
Verwijder de sensor uit van het monster. Plaats een 5 kΩ, 500 Ω, 50 Ω, of 5 Ω lusweerstand door
de sensor en druk op enter. Druk op enter wanneer de weergegeven weerstand stabiel is.
Gebruik de pijltjestoetsen om de werkelijke waarde van de weerstand in te voeren en druk op
enter.
6. Bekijk het kalibratieresultaat:
• PASS (geslaagd)—de kalibratie is geslaagd.
• FAIL (mislukt)—de hellingsgraad of offset van de kalibratie bevindt zich buiten de toegestane
limieten. Herhaal de kalibratie met schone sensor. Raadpleeg
voor meer informatie.
7. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.
8. Wanneer optie Operator ID in menu CAL OPTIONS op Ja is ingesteld, dient u een gebruikers-ID
in te voeren. Raadpleeg
9. Selecteer in scherm NEW SENSOR (nieuwe sensor) of de sensor al dan niet nieuw is:
Optie Beschrijving
JA
De sensor is niet eerder met deze controller gekalibreerd. De bedrijfsdagen en eerder gemaakte
kalibratiegrafieken voor de sensor worden gereset.
NEE
De sensor is eerder met deze controller gekalibreerd.
184 Nederlands
Kalibratieopties wijzigen
Foutenopsporing
op pagina 185.
op pagina 186