NL
De accu wordt gedeeltelijk opgeladen geleverd.
Laad de accu voor het eerste gebruik volledig
op, om het volledige vermogen van de accu te
garanderen.
VOORZICHTIG!
De accu is vast in de bedieningssteel
gemonteerd.
De accu opladen volgens de aanwijzingen in de
Î
aanvullende documentatie.
WAARSCHUWING!
Gevaar van verwondingen.
ÂOnjuist gemonteerde delen kunnen bij
het gebruik van het gereedschap tot
meest ernstig en dodelijk letsel leiden.
ÂDit apparaat mag alleen in gebruik
worden genomen, als alle delen volledig
en vast zijn gemonteerd en geen deel
beschadigd is!
¾ Lees daarom eerst het hele hoofdstuk
door, voor u de delen monteert.
¾ Monteer de delen zorgvuldig en volledig.
¾ Gebruik gereedschap als het
voorgeschreven is.
WAARSCHUWING!
Gevaar van verwondingen.
¾ Montage en demontage van onderdelen
mogen alleen geschieden met een
uitgeschakelde motor en verwijderde
bedieningssteel, waarin zich de vast
gemonteerde accu bevindt.
VOORZICHTIG!
Scherpe zaagketting. De maaikop draait nog.
¾ Verwijder vóór alle werkzaamheden aan
het apparaat de bedieningssteel, waarin
zich de vast gemonteerde accu bevindt.
¾ Bij alle werkzaamheden aan de
zaagketting veiligheidshandschoenen
dragen.
68
Let op!
Montage
WAARSCHUWING!
Gevaar van verwondingen.
ÂEen verkeerd gemonteerde zaagketting
leidt tot ongecontroleerd snijgedrag van
het apparaat.
¾ Bij montage van de ketting op de
voorgeschreven looprichting letten!
Zaagketting bevestigen A B C D
Draai de vastzetbout A 1 los en neem de afdek-
Î
king af A 2 .
Plaats de zaagrail met sleufgat op het ta-
Î
peind A 3 .
Aanwijzing
Let erop, dat de kettingspanplaat naar voren
wijst C [1].
Aanwijzing
Let op de zit van de geleideschroef aan de
achterzijde van de zaagrail in de geleidings-
groef B [1].
Schuif de zaagrail zo dicht mogelijk tegen het
Î
kettingwiel.
Leg de zaagketting om de zaagrail en het aandrijf-
Î
wiel A 4 .
Aanwijzing
Let op de correcte looprichting van de
zaagketting B [2].
Controleer de positie van de zaagrail met de
Î
zaagketting op het apparaat C .
Plaats de afdekking D 1 en trek deze met de
Î
vastzetbout vast D 2 .
Zaagketting spannen E F
Aanwijzing
De zaagketting mag niet doorhangen, moet
zich echter ca. 3 millimeter van de zaagrail
laten lostrekken F.
Draai de vastzetbout E [1] zover uit, dat u het
Î
stelwiel E [2] kunt draaien.
Draai het stelwiel E [2] rechtsom, om de ketting
Î
te spannen resp. linksom om de spanning te ver-
minderen E 2.
Draai de zaagketting met de hand, om een per-
Î
fecte loop te controleren.
Trek de vastzetbout weer aan 3 .
Î
Aanwijzing
Tijdens de inlooptijd moet de zaagketting na
maximaal vijf sneden worden gespannen.
Montage