NL
ONDERHOUD VAN DE LUCHTMOTOR
Het onderhoud is onderverdeeld in twee delen - 1. Stuurklep, 2.
Hoofdklep.
ALGEMENE OPMERKINGEN VOOR HERMONTAGE:
y Onderhoud aan de luchtmotor volgt na reparatie van het vloe-
istofgedeelte.
y Inspecteer de onderdelen en vervang oude onderdelen zo
nodig door nieuwe exemplaren. Zoek naar diepe krassen in
metalen oppervlakken en inkepingen of sneden in 'O'-ringen.
y Neem tijdens de installatie voorzorgsmaatregelen om te voor-
komen dat u in de 'O'-ringen snijdt.
y Smeer 'O'-ringen met Lubriplate FML-2-vet.
y Draai de bevestigingsmiddelen niet te strak vast. Raadpleeg de
specificaties voor het aanhaalmoment.
y Draai de bevestigingsmiddelen na de herstart opnieuw aan.
y ONDERHOUDSGEREEDSCHAP: gebruik gereedschap nr. 204130-
T om de installatie van (168) 'O'-ringen op de (167) hulpzuiger
te vereenvoudigen. Dit gereedschap is verkrijgbaar bij ARO.
DEMONTAGE VAN DE STUURKLEP
1. Wanneer u licht op de pen van het aandrijvingsmecha-
nisme (118) tikt, dienen de tegenoverliggende huls (121), de
hulpzuiger (167) en andere onderdelen zichtbaar te worden.
2. Verwijder de huls (170). Inspecteer de boorgaten van de huls
op schade.
DE STUURKLEP OPNIEUW PLAATSEN
1 Reinig en smeer onderdelen die niet worden vervangen van de
onderhoudsset.
2 Plaats nieuwe 'O'-ringen (171 en 172). Vervang de huls (170).
3 Installeer nieuwe 'O'-ringen (168) en een 'U'-vormige beker
(169). OPMERKING: let op de richting van de lip. Smeer de
hulpzuiger (167) en plaats deze terug.
4 Plaats de overige onderdelen terug. Plaats de 'O'-ringen (173 en
174) terug.
DEMONTAGE VAN DE HOOFDKLEP
1 Verwijder de klepbehuizing (135) en de adapterplaat (233),
waardoor de pakkingen (132) en (166, indien van toepassing),
de 'O'-ringen (146 en 147) en de membranen (176) bloot komen
te liggen.
2 Verwijder de adapterplaat (233), waardoor het klepinzetstuk
(140), de klepplaat (141), de pakkingen (199, 200) en (241, indi-
en van toepassing) en de 'O'-ringen (243 en 244) of (146, 147 en
232, indien van toepassing) worden vrijgegeven.
3 Verwijder de eindkap (136) en de 'O'-ring (137), waardoor de
spoel (111) vrijkomt.
DE HOOFDKLEP TERUGPLAATSEN
1 Installeer nieuwe 'U'-vormige bekers (138 en 139) op de spoel
(111) - OPMERKING: DE LIPPEN MOETEN NAAR ELKAAR GERICHT
ZIJN.
2 Plaats de spoel (111) in de klepbehuizing (135).
3 Installeer de 'O'-ringen (137) en (242, indien van toepassing) op
de eindkap (136) en monteer de eindkap op de klepbehuizing
(135), door te bevestigen met eindplaten (107, indien van toe-
passing) en schroeven (105).
4 Installeer het klepinzetstuk (140), de klepplaat (141), de pak-
king (199) en de 'O'-ringen (243 en 244, indien van toepassing)
in de klepbehuizing (135). OPMERKING: monteer het klepinzet-
stuk (140) met de 'gewelfde' kant in de richting van de klepplaat
(141). Monteer de klepplaat (141) zonder de stippen in de richt-
ing van het klepinzetstuk (140).
68
5 Monteer de 'O'-ringen (146, 147 en 232, indien van toepassing),
de pakkingen (200) en (241 of 199, indien van toepassing) en
de adapterplaat (233) op de klepbehuizing (135), en bevestig
met schroeven (240).
6 Monteer de pakkingen (132) en (166, indien van toepassing),
'O'-ringen (146 en 147, indien van toepassing) of (232, indien
van toepassing) en contramoeren (176) op het middendeel
(101).
7 Monteer de klepbehuizing (135) en de onderdelen op het mid-
dendeel (101) en maak ze vast met schroeven (134) en borgrin-
gen (133).
PROBLEMEN OPLOSSEN
Er komt product uit de uitlaat.
y Controleer of er een membraanbreuk is.
y Controleer of de membraanschroef (14) goed is vastgedraaid.
Er zitten luchtbellen in het product.
y Controleer de aansluitingen van de aanzuigleidingen.
y Controleer de 'O'-ringen tussen het inlaatspruitstuk en de vloe-
istofdoppen op de inlaat.
y Controleer of de membraanschroef (14) goed is vastgedraaid.
De motor blaast lucht uit of loopt vast.
y Controleer terugslagklep (176) op beschadiging of slijtage.
y Controleer of de klep/uitlaat geen belemmeringen bevat.
Lage opbrengst of onregelmatige of ontbrekende stroom.
y Controleer de luchttoevoer.
y Controleer of de afvoerslang is verstopt.
y Controleer of de afvoerslang geen (beperkende) kinken bevat.
y Controleer of de toevoerleiding geen (beperkende) kinken bev-
at en niet is ineengezakt.
y Controleer of er sprake is van pompcavitatie - als hoogviskeuze
vloeistoffen worden verpompt, moet de aanzuigleiding min-
stens even groot zijn als de schroefdraaddiameter van de inlaat
van de pomp voor voldoende debiet. De aanzuigleiding mag
niet ineen kunnen zakken en moet een hoog volume kunnen
aanzuigen.
y Controleer alle verbindingen van de inlaatspruitstukken en
aanzuigleidingen. Deze moeten luchtdicht zijn.
y Controleer of er vaste deeltjes in de membraankamer of rond
de zittingen zijn vastgehecht.
SD20X-XXX-XXX-BXXX (nl)