7. Proefdraaien
7.3. Foutcode
[Uitgangspatroon A] Fouten gedetecteerd door het binnenapparaat
Controlecode
P1
Inlaatsensorfout
P2
Pijpsensorfout (TH2)
P9
Pijpsensorfout (TH5)
E6, E7
Communicatiefout binnen-/buitenapparaat
P6
Beveiligingsactie in geval van bevriezing/oververhitting
EE
Communicatiefout tussen binnen- en buitenapparaten
P8
Pijptemperatuurfout
E4
Ontvangstfout signaal bediening
FL
Koelstoflekkage
FH
Koelstofsensorfout
PL
Abnormaal koelmiddelcircuit
FB (Fb)
Fout besturingssysteem binnenapparaat (geheugenfout, enz.)
– –
Geen respons
PB (Pb)
Fout ventilatormotor binnenunit
[Uitgangspatroon B] Fouten gedetecteerd door andere apparaten dan het binnenapparaat (buitenapparaat, enz.)
Controlecode
E9
Communicatiefout binnen-/buitenapparaat (zendfout) (buitenapparaat)
UP
Overstroomonderbreking compressor
U3, U4
Thermistors van het buitenapparaat geopend/kortgesloten
UF
Overstroomonderbreking compressor (bij vergrendelde compressor)
U2
Abnormaal hoge uitstoottemperatuur/49C-werking/onvoldoende koelstof
U1, Ud
Abnormaal hoge druk (63H-werking)/oververhittingsbeveiliging aangesproken
U5
Abnormale temperatuur van het koellichaam
U8
Beveiligingsstop van de ventilator van het buitenapparaat
U6
Overstroomonderbreking compressor/afwijking van de voedingsmodule
U7
Te sterke verwarming door te lage afvoertemperatuur
U9, UH
Afwijking zoals te hoge of te lage spanning of afwijkend synchroon signaal naar
het netvoedingscircuit/stroomsensorfout
FL
Koelstoflekkage
FH
Koelstofsensorfout
Andere
Andere fouten (Zie de technische handleiding voor het buitenapparaat.)
• Op bediening
Controleer de code die in het LCD-scherm wordt weergegeven.
• Indien het apparaat niet op de juiste manier kan worden bediend nadat het bovenstaande proefdraaien is uitgevoerd, dient u de onderstaande tabel te raadplegen om de
oorzaak weg te nemen.
Bediening
Please Wait
Please Wait → Foutcode
Schermberichten verschijnen niet terwijl
de bedieningsschakelaar is ingescha-
keld (bedieningslampje licht niet op).
Opmerking:
Bediening is niet mogelijk gedurende ongeveer 30 seconden na het annuleren van de functieselectie. (Juiste werking)
Raadpleeg de onderstaande tabel voor een beschrijving van de LED's (LED 1, 2, 3) op het bedieningspaneel binnen.
LED 1 (spanning voor microcomputer)
LED 2 (spanning voor afstandsbediening)
LED 3 (communicatie tussen binnen- en buitenapparaat)
Opmerking:
Bij ononderbroken gebruik tijdens het proefdraaien stopt het apparaat na 2 uur.
Symptoom
Symptoom
LED 1, 2 (printplaat in buitenapparaat)
Gedurende onge-
Na het oplichten van LED 1 en 2, wordt LED
veer 3 minuten na
2 uitgeschakeld, en blijft alleen LED 1 oplich-
het inschakelen
ten. (Juiste werking)
Alleen LED 1 licht op. → LED 1 en 2 knippe-
Nadat ongeveer
ren.
3 minuten zijn
verstreken na het
inschakelen
Alleen LED 1 licht op. → LED 1 knippert
tweemaal, LED 2 knippert eenmaal.
Geeft aan of er spanning voor de bediening wordt geleverd. Zorg ervoor dat deze LED brandt.
Geeft aan of er spanning aan de afstandsbediening wordt geleverd. Deze LED brandt alleen wan-
neer het binnenapparaat is aangesloten op het koeleradres "0" van het buitenapparaat.
Geeft de toestand van de communicatie tussen de binnen- en buitenapparaten aan. Zorg ervoor dat
deze LED altijd knippert.
Symptoom
• Gedurende ongeveer 3 minuten na het inschakelen is het
gebruik van de bediening niet mogelijk vanwege het opstar-
ten van het systeem. (Juiste werking)
• Het aansluitstuk voor het beschermingsapparaat van het
buitenapparaat is niet aangesloten.
• Draai de fasebedrading om of open deze bij het aansluit-
blok (L1, L2, L3) van het buitenapparaat.
• Onjuiste bedrading tussen het binnen- en buitenapparaat
(onjuiste polariteit van S1, S2, S3)
• Snoer van de afstandsbediening is te kort.
Opmerking
Opmerking
Zie voor nadere informatie het
LED-display van de besturings-
kaart van het buitenapparaat.
Oorzaak
18
nl