mende wettelijke voorschriften moe-
ten worden nageleefd.
5.2
Aanzuigleiding aanslui-
ten
3
Aanwijzing:
Voor de aansluiting heeft u even-
tueel toebehoren nodig (zie „Leverbaar
toebehoren").
A
Oppassen!
De aanzuigleiding moet zo
worden gemonteerd dat ze geen
mechanische krachten of spanningen
kan uitoefenen op de pomp.
A
Oppassen!
Bij verontreinigde pompmedia
moet u absoluut een aanzuigfilter
gebruiken om de pomp te bescher-
men tegen zand en vuil.
A
Oppassen!
Om te vermijden dat het water
afloopt als de pomp uitgeschakeld is,
moet absoluut een terugslagklep wor-
den gebruikt.
•
Alle schroefverbindingen moeten
worden afgedicht met schroefdraad-
tape; lekken veroorzaken luchtaan-
zuiging of verminderen resp. verhin-
deren de wateraanzuiging.
•
De aanzuigleiding moet een binnen-
diameter van tenminste 1" (25 mm)
hebben; ze moet knik- en vacuüm-
bestendig zijn.
•
De aanzuigleiding moet zo kort
mogelijk worden gehouden omdat
het
pompvermogen
mende lengte van de aanzuigleiding
afneemt.
•
De aanzuigleiding moet naar de
pomp toe constant stijgen om lucht-
bellen te vermijden.
•
De watertoevoer moet verzekerd
zijn, en het einde van de aanzuiglei-
ding moet zich steeds in het water
bevinden.
5.3
Drukleiding aansluiten
3
Aanwijzing:
Voor de aansluiting heeft u even-
tueel toebehoren nodig (zie „Leverbaar
toebehoren").
A
Oppassen!
De drukleiding moet zo worden
gemonteerd dat ze geen mechanische
krachten of spanningen kan uitoefe-
nen op de pomp.
•
Alle schroefverbindingen moeten
worden afgedicht met schroefdraad-
tape om te verhinderen dat er water
ontsnapt.
•
Alle delen van de drukleiding moe-
ten drukbestendig zijn.
•
Alle delen van de drukleiding moe-
ten deskundig gemonteerd zijn.
A
Gevaar!
Door het gebruik van niet-druk-
bestendige delen of ondeskundige
montage kan de drukleiding tijdens
het gebruik klappen. Vloeistof die
onder hoge druk uit de leiding spuit
kan verwondingen veroorzaken!
5.4
Aansluiting op een bui-
zennet
Ook een vaste installatie (bijv. huishou-
delijke watertoevoer) is mogelijk.
•
Om vibraties en geluiden te vermij-
den, moet het toestel met elastische
slangen op het buizennet worden
aangesloten.
5.5
Netaansluiting
B
Gevaar
stroom!
Gebruik het apparaat niet in een natte
omgeving en alleen als de volgende
voorwaarden vervuld zijn:
•
Het apparaat mag alleen worden
aangesloten aan veiligheidscon-
tactdozen die deskundig geïnstal-
leerd, geaard en getest zijn.
•
Netspanning en afzekering moe-
ten
Technische gegevens.
•
Bij zwembaden, tuinvijvers en op
soortgelijke plaatsen moet het
apparaat worden uitgerust met
met
toene-
een
schakelaar,
0100 -702, -738).
Het gebruik van een foutstroom-
schakelaar wordt algemeen aan-
bevolen als veiligheidsmaatregel.
•
Bij gebruik in open lucht moeten
de
beschermd zijn tegen spatwater;
ze mogen niet in het water liggen.
•
Verlengsnoeren moeten een vol-
doende grote aderdiameter heb-
ben (zie „Technische gegevens").
Kabeltrommels moeten volledig
afgerold zijn.
5.6
Pomp vullen en aanzui-
gen
A
Oppassen!
Telkens de pomp wordt aange-
sloten of bij waterverlies resp. lucht-
aanzuiging moet de pomp met water
worden gevuld. Inschakelen zonder
watervulling vernielt de pomp!
door
elektrische
overeenstemmen
met
foutstroomschakelaar
30 mA)
(DIN
VDE
elektrische
verbindingen
NEDERLANDS
3
Aanwijzing:
De
aanzuigleiding
gevuld te worden daar de pomp zelfaan-
zuigend is. Afhankelijk van de lengte van
de leiding kan het een tijdje duren voor
de druk is opgebouwd.
1.
Verwijder de watervulschroef en de
dichting.
2.
Giet zuiver water in de opening tot
de pomp gevuld is.
3.
Als u de aanzuigtijd wilt verkorten,
kunt u ook de aanzuigleiding vullen.
4.
Breng de watervulschroef en de
dichting opnieuw aan.
5.
Open de drukleiding (waterkraan
resp. spuitkop opendraaien), zodat
bij het aanzuigen lucht kan ontsnap-
pen.
6.
Schakel
het
„Gebruik").
7.
Sluit de drukleiding zodra het water
gelijkmatig uit de opening stroomt.
6. Bediening
De pomp en de aanzuigleiding moeten
aangesloten en gevuld zijn (zie „Voor het
gebruik").
A
Oppassen!
De pomp mag niet drooglopen.
de
Er moet steeds genoeg transport-
vloeistof (water) aanwezig zijn.
•
Als de motor niet start, de pomp
geen druk opbouwt of soortgelijke
effecten optreden, schakelt u het
(FI-
toestel uit – en probeert u de fout te
herstellen (zie „Problemen en storin-
gen").
•
Als de pomp geblokkeerd wordt
door een vreemd voorwerp of de
motor oververhit is, wordt de motor
door een veiligheidsschakeling uit-
geschakeld.
6.1
Apparaat in gebruik
nemen
3
Aanwijzing:
De drukschakelaar
− schakelt de pomp in als de druk in
de ketel door het aftappen van water
onder de inschakeldruk daalt;
− schakelt de pomp uit zodra de uit-
schakeldruk bereikt is.
3
Aanwijzing:
De ketel bevat een rubberbalg
die in standaardtoestand onder lucht-
druk („voorvuldruk") staat; op die manier
kunnen kleine waterhoeveelheden wor-
den afgetapt zonder dat de pomp wordt
ingeschakeld.
hoeft
niet
apparaat
in
(zie
29