NEDERLANDS
1.
Steek de netstekker in het stopcon-
tact.
2.
Open de drukleiding (waterkraan
resp. spuitkop opendraaien).
3.
Controleer of er water uit de opening
stroom!
6.2
Pompkarakteristiek
Op de pompkarakteristiek kunt u de ver-
houding tussen de pompopvoerhoogte
en het pompdebiet aflezen.
m
55
48
A
45
B
C
0
0
3300 4000
Pompkarakteristiek
bij
0,5 m en 1"-aanzuigslang – voor model:
A
HWW 5500/20 M, .../50 M
B
HWW 4000/20 N, .../20 N Plus
C
HWW 3300/20 K, HWW 3300/20 N
7. Service en onderhoud
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
− trekt u de stekker uit het stopcon-
tact,
− controleert u of het apparaat en
het aangesloten toebehoren druk-
loos is.
Andere dan de
hier
onderhouds-
of
herstellingswerk-
zaamheden mogen alleen worden uit-
gevoerd door vaklui.
7.1
Regelmatig onderhoud
•
Controleer het apparaat en het toe-
behoren, vooral elektrische en druk-
voerende
delen,
regelmatig
beschadigingen en laat het even-
tueel herstellen.
•
Controleer de aanzuig- en druklei-
dingen op lekken.
•
Als het pompvermogen afneemt, rei-
nigt of vervangt u de aanzuigfilter en
het filterelement (indien aanwezig).
•
Controleer de voorvuldruk van de
ketel, eventueel moet u de druk ver-
hogen (zie „Voorvuldruk verhogen").
7.2
Bij vorstgevaar
A
Oppassen!
Vorst vernielt het apparaat en
het toebehoren omdat deze altijd
water bevatten!
30
•
Als er kans op vorst bestaat, moet
het apparaat samen met het toebe-
horen worden gedemonteerd en
opgeborgen (zie volgend hoofd-
stuk).
7.3
Apparaat demonteren en
opbergen
1.
Trek de stekker uit het stopcontact.
2.
Open de drukleiding (waterkraan
resp. spuitkop opendraaien) en laat
het water volledig aflopen.
3.
Maak de pomp en de ketel volledig
leeg; ga als volgt te werk:
− verwijder de wateraftapschroef
− maak de dopmoer van de meta-
4.
Demonteer de aanzuig- en druklei-
dingen van het apparaat.
l / h
5.
Bewaar het apparaat in een vorst-
5500
vrije ruimte (min. 5 °C).
opvoerhoogte
8. Problemen en storingen
A
den aan het apparaat begint:
− trekt u de stekker uit het stopcon-
tact,
− controleert u of het apparaat en
het aangesloten toebehoren druk-
loos is.
8.1
Foutopsporing
Pomp loopt niet:
•
Er is geen spanning.
− Controleer het snoer, de stekker,
beschreven
•
De netspanning is te laag.
− Gebruik een verlengsnoer met
•
Motor
geactiveerd.
op
− Na het afkoelen wordt het appa-
− Zorg voor voldoende verluchting,
− Houd rekening met de maximale
•
Motor bromt maar start niet.
− Steek
•
Pomp verstopt of defect.
− Demonteer de pomp en reinig ze.
− Diffusor reinigen, evt. vervangen.
− Loopwiel reinigen, evt. vervan-
aan de onderzijde van de pomp
(behalve bij HWW 3300/20 K),
len slang aan de ketel los.
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
het stopcontact en de betreffende
zekering.
voldoende doorsnede (zie „Tech-
nische gegevens").
oververhit,
motorveiligheid
raat automatisch opnieuw inge-
schakeld.
houd de verluchtingsopeningen
vrij.
toevoertemperatuur.
een
schroevendraaier
o.i.d. door de verluchtingsopenin-
gen van de uitgeschakelde motor
en draai aan het ventilatorwiel.
gen.
Pomp zuigt niet of loopt zeer luid:
•
Watergebrek.
− Controleer of de watervoorraad
groot genoeg is.
•
Aanzuigleiding lek.
− Dicht de aanzuigleiding af, trek
de schroefverbindingen aan.
•
Aanzuighoogte te groot.
− Houd rekening met de maximale
opvoerhoogte.
− Breng de terugslagklep aan en
vul de aanzuigleiding met water.
•
Aanzuigfilter (toebehoren) verstopt.
− Reinigen, evt. vervangen.
•
Terugslagklep (toebehoren geblok-
keerd).
− Reinigen, evt. vervangen.
•
Waterlek tussen motor en pomp,
schuifringdichting lek.
− Vervang de schuifringdichting.
•
Pomp verstopt of defect.
− Zie hoger.
Druk te laag of pomp loopt perma-
nent:
•
Aanzuigleiding lek of aanzuighoogte
te groot.
− Zie hoger.
•
Pomp verstopt of defect.
− Zie hoger.
•
Drukschakelaar versteld.
− Controleer de in- en uitschakel-
druk, evt. instellen.
•
De pomp wordt reeds bij geringe
wateraftapping (ca. 0,5 l) ingescha-
keld.
− Voorvuldruk in de ketel te laag;
verhogen.
•
Er loopt water uit het luchtventiel.
− Rubberbalg in de ketel lek; ver-
vangen.
8.2
Drukschakelaar instellen
Als de in- of uitschakeldruk – na verloop
van tijd – sterk afwijkt van de oorspron-
kelijke waarde, kan de oorspronkelijke
waarde opnieuw worden ingesteld (zie
„Technische gegevens").
B
Gevaar!
Elektrocutiegevaar aan de aan-
sluitklemmen in de drukschakelaar.
Alleen vaklui mogen de drukschake-
laar openen en instellen.
1.
Verwijder het deksel van de druk-
schakelaar.
2.
Open de drukleiding (waterkraan
resp. spuitkop opendraaien) en laat
het water lopen.
Als het apparaat wordt ingescha-
keld, leest u de inschakeldruk af op
de manometer.
3.
Sluit de drukleiding opnieuw.