14
15
In- en uitschakeltijdstip van de pomp ver-
stellen
De positie van de vlotterschakelaarkabel in
de kabelhouder kan veranderd worden. Hier-
door wordt de afstand tussen in- en uitscha-
kelpunt van de pomp versteld:
– vlotterschakelaar aan "korte kabel": in- en
uitschakelpunt liggen dicht bijeen.
– vlotterschakelaar aan "lange kabel": in- en
uitschakelpunt liggen ver uiteen.
A
Let op!
Het apparaat kan drooglopen en daardoor
beschadigd worden.
De vlotterschakelaar moet naar boven en
onder altijd beweegbaar blijven, zodat het
apparaat in- en uitgeschakeld kan worden.
A
Gevaar door storingen aan het ap-
paraat!
Sluit met behulp van geschikte maatregelen
uit dat bij storingen aan het apparaat gevolg-
schade kan ontstaan door de overstroming
van kamers. Dit kan bijvoorbeeld worden be-
reikt door het gebruik van een alarminstalla-
tie of een reservepomp.
A
Gevaar!
Laat de pomp niet tegen een gesloten pomp-
leiding lopen.
6.
Onderhoud
A
Gevaar!
Voor alle onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden de stekker uit het stopcontact
trekken.
Andere dan de in dit hoofdstuk beschreven
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
mogen uitsluitend door geschoold personeel
worden uitgevoerd.
6.1
Regelmatig onderhoud
Om ervoor te zorgen dat het apparaat altijd
storingsvrij werkt, is regelmatig onderhoud
noodzakelijk. Dit geldt ook als het apparaat
gedurende langere tijd niet wordt ingescha-
keld (bijv. bij gebruik in zinkputten).
Apparaat reinigen
1. Spoel de pomp met schoon water. Hard-
nekkige verontreinigingen, bijv. algen, ver-
wijdert u met een borstel en reinigingsmid-
del.
2. Binnenkant van de pomp spoelen:
pomp onderdompelen in zuiver water en
even inschakelen.
6.2
Apparaat bewaren
A
Let op!
Vorst vernielt apparaat en toebehoren
omdat deze altijd water bevatten!
Als er kans op vorst bestaat, moet het ap-
paraat samen met het toebehoren worden
opgeborgen.
7.
Problemen en storingen
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamheden aan het
apparaat begint:
trekt u de stekker uit het stopcontact.
7.1
Foutopsporing
Pomp loopt niet:
Er is geen netspanning.
– Controleer het snoer, de stekker, het
stopcontact en de zekering.
De netspanning is te laag.
– Gebruik een verlengsnoer met vol-
doende grote aderdiameter.
Motor oververhit, motorbeveiliging geacti-
veerd.
– Verwijder de oorzaak van de overver-
hitting (pomp geblokkeerd door vreemd
voorwerp?)
– Na het afkoelen wordt het apparaat au-
tomatisch opnieuw ingeschakeld.
De vlotterschakelaar schakelt de pomp bij
stijgend waterpeil niet in.
NEDERLANDS
25