Veiligheidsinstructies
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)
De nodige persoonlijke beschermingsmiddelen dienen door de operator zelf te
worden bepaald, afhankelijk van het toepassingsgebied en de gebruikte middelen en
chemicaliën.
De desbetreffende opleiding van het personeel valt uitsluitend onder de verantwoorde-
lijkheid van de operator.
Milieubescherming
Bij de verwerking van milieugevaarlijke stoffen dienen overeenkomstige maatregelen te
worden genomen om gevaren voor het milieu te voorkomen.
De beoordeling van de overeenkomstige maatregelen, zoals het markeren van een
gevaarlijke omgeving, de implementatie ervan en de opleiding van het verantwoorde-
lijke personeel is de uitsluitende verantwoordelijkheid van de operator!
Biologisch gevaar
Bij de verwerking van biologisch gevaarlijke stoffen dienen passende maatregelen te
worden genomen om gevaren voor personen en het milieu te voorkomen, waaronder:
➜
Opleiding van het personeel met betrekking tot de noodzakelijke
veiligheidsmaatregelen.
➜
Terbeschikkingstelling van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) en opleiding
van het personeel omtrent het gebruik daarvan.
➜
Markering van het apparaat met een waarschuwingssymbool voor biologisch gevaar.
De beoordeling van de overeenkomstige maatregelen, zoals het markeren van een
gevaarlijke omgeving, de implementatie ervan en de opleiding van het verantwoorde-
lijke personeel is de uitsluitende verantwoordelijkheid van de operator!
Overige voorschriften
Naast de aanwijzingen en instructies in dit document dienen alle andere geldende
voorschriften, zoals laboratorium- en werkplaatsrichtlijnen, besluiten inzake gevaarlijke
stoffen, erkende regels omtrent veiligheidstechniek en arbeidsgeneeskunde, alsook
bijzondere lokale voorschriften, strikt te worden nageleefd!
Arbeidsveiligheid
Algemene aanbevelingen
➜
Gebruik steeds de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), zoals
beschermende kleding, een veiligheidsbril, beschermende handschoenen, veilig-
heidsschoenen, enz.
➜
Personen met een pacemaker dienen een minimumafstand van tien cm tot het
apparaat te bewaren om mogelijke interferenties te vermijden.
➜
Gebruik in de onmiddellijke omgeving van het apparaat geen andere apparaten
–
die emissie- of stralingsbronnen in het frequentiegebied van 3 x 10
10
Hz vormen (in het optische spectrum golflengen van 1.000 μm tot 0,1 μm),
15
–
die ultrasone of ioniserende golven genereren.
➜
Verwerk geen stoffen waarbij op ongecontroleerde wijze energie kan vrijkomen (bv.
zelfontbranding).
➜
Verwerk geen stoffen waarbij de energietoevoer door te mengen voor gevaren
zorgt.
110
Hz tot 3 x
11