3.3. Bepaal de spanning van de batterij door de handleiding van het voertuig te raadplegen
en controleer of de uitgangsspanning van de booster correct is.
3.4. Zorg ervoor dat de kabelklemmen van de booster goed aangesloten zijn.
4. VOLG DEZE STAPPEN BIJ HET AANSLUITEN VAN EEN BATTERIJ
EEN VONK IN DE BUURT VAN DE BATTERIJ KAN EEN EXPLOSIE VAN DE BATTERIJ
WAARSCHUWING
VEROORZAKEN. OM HET RISICO VAN EEN VONK IN DE BUURT VAN DE BATTERIJ
TE VERMIJDEN:
4.1. Bevestig de uitvoerkabels aan de batterij en het chassis zoals hieronder afgebeeld. Vermijd dat de
uitvoerklemmen elkaar raken.
4.2. Breng de DC-kabels aan om het risico van beschadiging van de motorkap, de deur en bewegende
of hete motordelen te verminderen. OPMERKING: De motorkap moet gesloten worden tijdens het
opstarten. Vermijd dat de kap het metalen gedeelte van de batterijklemmen raakt, of verwijder de
isolatie van de kabels.
4.3. Blijf uit de buurt van de ventilatorbladen, riemen, riemschijven en andere onderdelen die letsels
kunnen veroorzaken.
4.4. Bepaal welke accupool van de batterij geaard (aangesloten) is op het chassis. Als de negatieve
accupool geaard is aan het chassis (zoals bij de meeste voertuigen), zie stap 4.5. Als de positieve
accupool geaard is aan het chassis, zie stap 4.7.
4.5. Sluit voor een negatief geaard voertuig eerst de POSITIEVE (RODE) klem van de booster aan op de
POSITIEVE (POS, P, +) ongeaarde accupool van de batterij. Verbind dan de NEGATIEVE (ZWARTE) klem
met het chassis van het voertuig of het motorblok weg van de batterij. Sluit de klem op de carburator,
brandstofleidingen of metalen onderdelen niet aan. Maak een aansluiting op een zwaar metalen deel
van het frame of het motorblok.
4.6. Als u de booster loskoppelt, verwijder dan eerst de klem van het voertuigchassis en verwijder
vervolgens de klem van de batterijterminal, in die volgorde.
4.7. In het zeldzame geval dat het voertuig positief geaard is, sluit de NEGATIEVE (ZWARTE) klem van
de booster dan op de NEGATIEVE (NEG, N, -) ongeaarde accupool van de batterij. Verbind dan de
POSITIEVE (RODE) klem met het chassis van het voertuig of het motorblok weg van de batterij. Sluit de
klem op de carburator, brandstofleidingen of metalen onderdelen niet aan. Maak een aansluiting op
een zwaar metalen deel van het frame of het motorblok.
5. KENMERKEN
67