GEBRUIK VAN DE HENDELS
VLIEGWIELREMHENDEL
De hendel moet achteruit
getrokken worden tot tegen de
stuurstang om te starten en de
motor aan het draaien te
brengen. Het blad of de bladen
beginnen te draaien wanneer
de hendel nog eens tot tegen
de stuurstang achteruit wordt
getrokken en aan de
starterhandgreep wordt
getrokken.
Blijf de hendel volledig tegen
de stuurstang trekken.
Daardoor zullen de motor en de een of meerdere bladen soepel
blijven draaien en zal voortijdige slijtage aan het vliegwielremsysteem
worden voorkomen.
Laat de hendel los om de motor en het blad of de bladen te stoppen
wanneer u de grasmaaier wilt verlaten.
Aandrijfkoppelingshendel
Duw de
aandrijfkoppelingshendel [1]
naar voren en houd deze tegen
de handgreep om de
maaimachine naar voren te
bewegen.
Laat de
aandrijfkoppelingshendel los
om de vooruitbeweging van de
maaimachine te stoppen.
Zet de
aandrijfkoppelingshendel los alvorens de motor te starten. Als de
aandrijfkoppelingshendel ingeschakeld staat beweegt de
grasmaaimachine vooruit als u de starter in werking stelt.
Stel de aandrijfkoppelingshendel in werking met een snelle en
volledige beweging, zodat de aandrijfkoppeling ofwel volledig
ingeschakeld is of vrij is. Mede hierdoor wordt de levensduur van het
koppelingsmechanisme verlengd.
DE MOTOR STOPPEN
1. Laat de vliegwielremhendel [1]
en de aandrijfkoppelingshendel
[2] los.
2. Zet de brandstofklep op OFF als
de maaier niet in gebruik is.
3. Als uw grasmachine gedurende
3 tot 4 weken niet zal worden
gebruikt, dan raden we aan om
de brandstop uit de carburator
van de motor te verwijderen. U
kunt dit doen door de brandstofklep in de stand OFF (Uit) te zetten,
de motor opnieuw te starten en de resterende brandstof op te
gebruiken. Als u de grasmaaier langer dan 4 weken niet gaat
gebruiken, raadpleeg dan het hoofdstuk BERGING (bladzijde 14).
8
[1]
[1]
[1]
[2]
TIPS VOOR VEILIG MAAIEN
Houd voor uw eigen veiligheid alle vier wielen aan de grond en let op
waar u loopt zodat u niet de controle over de maaier verliest. Houd de
stuurboom stevig vast en loop altijd normaal, nooit hard, met de
maaier. Wees voorzichtig als u een ongelijk of geaccidenteerd
oppervlak maait.
Duw nooit met uw voet tegen de maaier als hij vast zit; gebruik alleen
de stuurboom om de maaier te hanteren.
Het mes is scherp en draait zeer snel rond.
Een ronddraaiend mes kan u ernstig verwonden en
vingers en tenen amputeren.
• Draag beschermend schoeisel.
• Houd handen en voeten uit de buurt van het
maaidek zolang de motor draait.
• Zet de motor altijd af voordat u instellingen
verandert en inspectie of onderhoud uitvoert.
Hellingen
Maai een helling altijd dwars, niet van
boven naar beneden. Maai geen steile
hellingen (met een stijgings-percentage van
meer dan 20°), en wees voorzichtig als u
van richting verandert. Als u een helling
maait met nat of vochtig gras kunt u
uitglijden en de macht over de maaier
verliezen.
Obstakels
Maai langs grote obstakels, zoals een hek
of een muur, met de zijkant van de maaier.
Laat de aandrijfkoppelingshendel los om de
aandrijving te ontkoppelen wanneer u rond een boom of een ander
obstakel maait. In zulke gevallen kunt u de maaier beter sturen als u
hem duwt. Wees voorzichtig als u over ingegraven obstakels heen
maait, zoals sproeikoppen, tegels, boorders, enz. Maai nooit over
dingen heen die boven het maaiveld uitsteken.
Als het mes iets heeft geraakt of als de maaier begint te trillen, zet
dan de motor onmiddellijk af en controleer of er iets is beschadigd.
Een obstakel kan het mes beschadigen, de krukas buigen en/of het
maaidek of andere onderdelen breken. Trilling duidt meestal op een
ernstig mankement.
Een versleten, gescheurd of beschadigd mes kan
afbreken, waardoor stukken van het mes gevaarlijke
projectielen kunnen worden.
Ook andere weggeslingerde objecten kunnen ernstig
letsel veroorzaken.
Inspecteer het mes daarom regelmatig en gebruik de
maaier niet met een versleten of beschadigd mes.
Onderdelen die worden beschadigd door ongelukken of een botsing
vallen niet onder de garantie.
NEDERLANDS
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING