Het wachtwoord moet worden bevestigd met de CH2-toets. Om
veiligheidsredenen moet het wachtwoord opnieuw worden ingevoerd.
Als het wachtwoord niet identiek is, verschijnt nee op het display. Het station
schakelt dan over naar de werkmodus zonder het wachtwoord te wijzigen. Als
het wachtwoord identiek is, toont het display SAV_ _ _. Het nieuwe
wachtwoord is opgeslagen en het station schakelt over naar de werkmodus.
OPMERKING: Het standaard wachtwoord is 000. In dit geval is de
wachtwoordbeveiliging niet actief en kunnen alle instellingen worden gewijzigd
zonder een wachtwoord in te voeren.
3.7. Temperatuur kalibreren
OPMERKING: De temperatuur moet worden gekalibreerd na elke verandering
van handvat of verwarmingselement.
1. Stel in de werkmodus de temperatuur in op 300°C.
2. Wanneer de temperatuur is gestabiliseerd en Real Temp op het
display wordt weergegeven, moet de temperatuur bij de luchtuitlaat
worden gemeten. Hiervoor kan bijvoorbeeld het meetapparaat
Quick196 worden gebruikt.
3. Druk tegelijkertijd op de toetsen CH1 en CH3 en houd ze 15
seconden ingedrukt. Wanneer cal op het display verschijnt, bevindt
het station zich in de kalibratiemodus. Hier moet nu de gemeten
temperatuur worden ingevoerd. Gebruik de toetsen TEMP▲ /▼ om de
waarde te wijzigen en de toetsen AIR▲ /▼ om naar het volgende cijfer
te gaan.
4. De waarde moet worden bevestigd met de CH2-toets.
5. Als de kalibratie geslaagd is, verschijnt C-L/C-H op het display.
Anders verschijnt er geen.
6. Indien de temperatuur nog steeds afwijkt, moet het proces worden
herhaald.
7. Aanbevolen wordt de kalibratie bovendien uit te voeren bij 500°C.
GEBRUIKSAANWIJZING
7