Voor het bewerken van zachte houtblokken en min-
der fijne zaagsneden.
8.9 Zaagbandgeleiding (afb. 14)
Door het losdraaien van de vergrendelknop (13) kan
de zaagbandgeleiding worden versteld.
De bovenste zaagbandgeleiding kan worden ingesteld
op een werkstukhoogte van 0 - 175 mm.
Een zo klein mogelijke afstand tot het werkstuk waar-
borgt een optimale bandgeleiding en veilig werken!
Tegendruklagers (afb. 15 + 16)
De tegendruklagers (e) nemen de voedingsdruk van
het werkstuk op. De bovenste en onderste tegendru-
klagers zo instellen, dat ze licht aanlopen tegen de
zaagbladrug. De bouten (g) vastdraaien. De afstand
moet ca. 0,5 mm zijn.
Geleidewiel boven. (afb. 15)
De bovenste geleidewielen (f) instellen op de betref-
fende zaagbandbreedte. De voorkanten van de ge-
leidewielen mogen maximaal tot de tandbasis van de
zaagband reiken. Als de geleidewielen de zaagband
licht raken, de bouten (g) vastdraaien.
Onderste geleidewielen (afb. 16)
De onderste geleidewielen (i) instellen op de betref-
fende zaagbandbreedte. De voorkanten van de ge-
leidewielen mogen maximaal tot de tandbasis van de
zaagband reiken. Als de geleidewielen de zaagband
licht raken, de bouten (h) vastdraaien.
De zaagband mag niet klemmen!
Opbergen van de schuifstok (afb. 17)
Om de schuifstok (R) altijd onder handbereik te heb-
ben, deze aan de hiervoor bedoelde inrichting (j) op de
linker bovenzijde van uw bandzaag hangen.
8.10 Afschuiningsaanslag (14) (optioneel)
(afb. 18)
• Dwarsaanslag (o) in een groef (k) van de zaagta-
fel schuiven.
• Greepschroef (I) losdraaien.
• Dwarsaanslag (o) draaien tot de gewenste hoek-
maat is ingesteld. De pijl op de dwarsaanslag toont
de ingestelde hoek.
• Greepschroef (I) weer vastdraaien.
• De aanslagrail (n) kan worden verschoven bij de
dwarsaanslag (o). Hiervoor de kartelschroeven (m)
losdraaien en de aanslagrail (n) in de gewenste
stand zetten. De kartelschroef (m) weer vastdraaien
76 | NL
• Let op! Aanslagbalk (n) niet te ver in de richting van
de zaagband schuiven.
8.11 Afzuigmof (afb. 1)
De lintzaag is uitgerust met een afzuigmof Ø 98 mm en
een zijdelingse afzuigmof Ø 41 mm voor spaanders. De
achterste afzuigmof is voorgemonteerd. De zijdelingse
afzuigmof monteert u conform afb. 5.2 met vier schroe-
ven en vier volgringen M6x10.
Gebruik het apparaat alleen met een geschikte afzui-
ging. Controleer en reinig regelmatig de afzuigkanalen.
8.12 In-/uitschakelen (afb. 1)
• Door op de groene toets "I" Aan/uit-schakelaar(10)
te drukken, kan de zaagmachine worden ingescha-
keld. Voordat u met zagen begint, wacht u tot het
zaagblad het maximale toerental heeft bereikt.
• Om de zaag weer uit te schakelen, moet de rode
knop "0" Aan/uit-schakelaar (10) worden ingedrukt.
Let op!
Bij werkzaamheden aan de machine moeten alle vei-
ligheidsinrichtingen en afdekkingen zijn gemonteerd.
Het bovenste en onderste bandwiel is bekleed door
een vast aangebrachte beveiliging en een bewegende
behuizingsdeksel. Als u de behuizingsdeksel opent
wordt de maschine uitgeschakeld. Inschakelen is al-
leen mogelijk met gesloten deksel.
9.
Transport
De machine mag alleen aan het frame of het onderstel
worden geheven en getransporteerd. Voor het trans-
port mag nooit aan de veiligheidsvoorzieningen, de
instelgrepen of de zaagtafel worden geheven.
Tijdens het transport moet de zaagbandveiligheidsin-
richting zich in de onderstand stand en nabij de tafel
bevinden. Nooit aan de tafel heffen! Voor het trans-
port moet de machine worden losgekoppeld van het
stroomnet.
10. Werkinstructies
Onderstaande adviezen vormen voorbeelden voor een
veilig gebruik van lintzagen.
De volgende veilige werkinstructies worden als bijdra-
gen aan de veiligheid beschouwd, kunnen echter niet
voor elk gebruik geheel op maat zijn, volledig zijn of
worden toegepast. Deze adviezen kunnen niet alle
mogelijke, gevaarlijke omstandigheden behandelen en
moeten zorgvuldig worden geïnterpreteerd.
www.scheppach.com