OBJ_BUCH-947-007.book Page 71 Friday, July 8, 2016 10:44 AM
vermeldingen uit de meetwaardenlijst worden opgeteld als
vóór de meting telkens de plustoets 6 wordt ingedrukt. De op-
telling wordt beëindigd door het indrukken van de resultaat-
toets 5.
Opmerkingen over de optelling:
– Lengte-, oppervlakte- en inhoudswaarden kunnen niet bij
elkaar worden opgeteld. Als bijvoorbeeld een lengte- en
een oppervlaktewaarde worden opgeteld, verschijnt bij
het indrukken van de resultaattoets 5 kort „ERROR" in het
display. Vervolgens keert het meetgereedschap terug naar
de meetfunctie die het laatst actief was.
– Er wordt telkens het resultaat van een meting (bijvoor-
beeld inhoudswaarde) opgeteld, bij duurmetingen de in de
resultaatregel c weergegeven meetwaarde. De optelling
van afzonderlijke meetwaarden uit de meetwaarderegels a
is niet mogelijk.
– Bij vertraagde lengtemeting en in de afsteekfunctie zijn
geen optellingen mogelijk. Reeds begonnen optellingen
worden bij overgang naar deze functies onderbroken.
Meetwaarden aftrekken
Als u meetwaarden wilt aftrekken,
drukt u op de mintoets 12. In het dis-
play verschijnt ter bevestiging „–".
Ga verder te werk als bij „Meetwaar-
den optellen".
Tips voor de werkzaamheden
Algemene aanwijzingen
De ontvangstlens 26 en de uitgang van de laserstraal 27 mo-
gen bij een meting niet afgedekt zijn.
Het meetgereedschap mag tijdens een meting niet bewogen
worden (met uitzondering van de functies duurmeting, mini-
mum- en maximummeting en afsteekfunctie). Leg daarom het
meetgereedschap indien mogelijk tegen een vast aanslag- of
steunoppervlak.
Invloeden op het meetbereik
Het meetbereik is afhankelijk van de belichting en de mate
van weerspiegeling van het meetoppervlak. Gebruik voor een
betere zichtbaarheid van de laserstraal bij werkzaamheden
buitenshuis en bij fel zonlicht de laserbril 31 (toebehoren) en
het laserdoelpaneel 32 (toebehoren), of zorg voor schaduw
op het doelpaneel.
Invloeden op het meetresultaat
Vanwege bepaalde eigenschappen van materialen kunnen bij
metingen op sommige oppervlakken foutmetingen niet wor-
den uitgesloten. Daartoe behoren:
– transparante oppervlakken zoals glas en water,
– spiegelende oppervlakken zoals gepolijst metaal en glas,
– poreuze oppervlakken zoals isolatiemateriaal,
– oppervlakken met een structuur, zoals pleisterwerk en na-
tuursteen.
Gebruik indien nodig op deze oppervlakken het laserdoelpa-
neel 32 (toebehoren).
Foute metingen zijn bovendien mogelijk op doeloppervlakken
waarop schuin wordt gericht.
Bosch Power Tools
Ook kunnen luchtlagen met verschillende temperaturen of in-
direct ontvangen weerspiegelingen de meetwaarde beïnvloe-
den.
Meten met aanslagstift (zie afbeeldingen B, C, F en G)
Het gebruik van de aanslagstift 18 is bijvoorbeeld geschikt
voor metingen vanuit hoeken (ruimtediagonalen) of moeilijk
bereikbare plaatsen zoals rails van rolluiken.
Druk op de vergrendeling 1 van de aanslagstift om de stift uit
of in te klappen of de positie ervan te veranderen.
Voor metingen vanaf buitenhoeken klapt u de aanslagstift op-
zij. Voor metingen vanaf de achterkant van de aanslagstift
klapt u de stift naar achteren.
Stel het referentieniveau voor metingen met aanslagstift door
het indrukken van de toets 8 overeenkomstig in (voor metin-
gen met zijwaartse aanslagstift op meten vanaf achterkant
van meetgereedschap).
Richten met de libel
Met de libel 14 kunt u het meetgereedschap eenvoudig water-
pas uitrichten. Daarmee kunt gemakkelijker richten op het
doeloppervlak, vooral op grotere afstanden.
De libel 14 is in combinatie met de laserstraal niet geschikt
voor waterpaswerkzaamheden.
Richten met de richtlens (GLM 250 VF) (zie afbeelding N)
De zichtlijn door de richtlens en de laserstraal verlopen paral-
lel aan elkaar. Daardoor wordt nauwkeurig richten over lange
afstanden mogelijk gemaakt als de laserpunt met het blote
oog niet meer zichtbaar is.
Kijk voor het richten door de zoeker 10 van de richtlens. Let
erop dat het venster 25 van de richtlens vrij en schoon is.
Opmerking: Op korte afstand overlappen het feitelijke en het
weergegeven doelpunt elkaar niet.
Richten met uitlijnhulp (zie afbeelding O)
Met de richtindicatie 24 kan het richten over grote afstanden
worden vergemakkelijkt. Kijk daarvoor langs de richtindicatie
aan de zijkant van het meetgereedschap. De laserstraal ver-
loopt parallel aan deze zichtlijn.
Werkzaamheden met het statief (toebehoren)
Het gebruik van een statief is vooral bij grotere afstanden
noodzakelijk. Zet het meetgereedschap met de 1/4"-schroef-
draad 21 op de snelwisselplaat van het statief 30 of een in de
handel verkrijgbaar fotostatief. Schroef het met de vastzet-
schroef van de snelwisselplaat vast.
Stel het referentievlak voor metingen met de aanslagstift door
het indrukken van de toets 8 overeenkomstig in (referentie-
vlak schroefdraad).
Oorzaken en oplossingen van fouten
Oorzaak
Temperatuurwaarschuwing (i) knippert, meting niet
mogelijk
Meetgereedschap buiten
bedrijfstemperatuur van – 10 °C
tot +50 °C (in functie duurmeting
tot +40 °C).
Nederlands | 71
Oplossing
Wacht tot het
meetgereedschap
bedrijfstemperatuur
bereikt
1 609 92A 1YW | (8.7.16)