•
Het ethanolgehalte mag maximaal
10% zijn.
1. Draai de brandstoftankdop langzaam los om de
druk te laten ontsnappen.
2. Vul langzaam met een benzinejerrycan. Als u
brandstof morst, verwijder deze dan met een
doek en laat de resterende brandstof opdrogen.
3. Maak het gebied rondom de brandstoftankdop
goed schoon.
4. Draai de brandstoftankdop volledig aan. Als de
tankdop niet volledig is aangedraaid, bestaat een
risico op brand.
5. Verplaats het product minstens 3 m (10 ft) van
de plaats waar u de brandstoftank hebt gevuld,
voordat u het product start.
De motor starten, handmatige start
1. Plaats de AAN/UIT-sleutel in het contactslot (B).
Draai de sleutel niet rond. (Fig. 63)
2. Zet de gashendel (A) in de snelle stand.
3. Draai de AANUIT-sleutel naar de stand AAN.
4. Trek aan de startkoordhendel (D).
OPGELET:
startkoordhendel niet snel los.
Beweeg deze langzaam terug naar
de startpositie.
Let op:
Als het startkoord is vastgelopen, trek
dan langzaam zoveel touw uit de startmotor als u
kunt. Laat de startkoordhendel los. Als de motor
niet start, herhaalt u de procedure of gebruikt u
de elektrische startmotor.
5. Laat de motor 2-3 minuten op lage snelheid
draaien voordat u begint met sneeuwruimen.
6. Schakel de motor uit wanneer deze niet normaal
draait.
De motor starten, elektrische start
1. Plaats de AAN/UIT-sleutel in het contactslot (B).
Draai de sleutel niet rond.
2. Zet de gashendel (A) in de snelle stand.
3. Zet de AAN/UIT-sleutel in de stand AAN. (Fig.
63)
4. Draai de AAN/UIT-sleutel naar START. Laat de
sleutel los wanneer de motor start.
OPGELET:
telkens bij het starten niet meer
dan 5 seconden lopen. Wacht 5 tot
10 seconden voordat u het weer
probeert.
5. Laat de motor 2-3 minuten op lage snelheid
draaien voordat u begint met sneeuwruimen.
876 - 016 - 11.03.2022
Laat de
Laat de startmotor
Het product gebruiken
OPGELET:
de vijzelhendels niet gedurende een
langere periode gedeeltelijk aangrijpen;
dit kan leiden tot voortijdige slijtage of
verbranding van de riemen.
Let op:
Wanneer zowel de aandrijving
als de vijzel aangrijpen, wordt vijzel door de
aandrijving op zijn plaats gehouden. Bedien de
sneeuwuitworptrechter met de rechterhand.
1. Om de vijzelmessen in te schakelen, drukt u de
vijzelinschakeling (A) naar de hendel om de vijzel
in te schakelen en sneeuw te ruimen. (Fig. 64)
2. Zet de besturingshendel (C) voor de rijsnelheid
van de middelste stand omhoog om het product
naar voren te laten bewegen wanneer de
aandrijving (B) is ingeschakeld.
3. Breng de besturingshendel rijsnelheid van
de middelste stand omlaag om het product
naar achteren te laten bewegen wanneer de
aandrijving is ingeschakeld. (Fig. 65)
4. Om het product in de geselecteerde richting te
laten bewegen, houdt u de inschakeling van de
aandrijving tegen de handgreep aan.
5. Als het product stuurbekrachtiging heeft,
houdt u de linkerdrukschakelaar (D) van de
stuurinrichting vast om naar links te gaan. Houd
de rechterdrukschakelaar van de stuurinrichting
vast om naar rechts te gaan. (Fig. 66)
Gashendel
Let op:
Als de sneeuw nat of zwaar is, gebruikt u
de snelle of de boost-modus.
De gashendel regelt het motortoerental. Deze heeft
3 modi: boost, snel en langzaam.
(Fig. 67)
•
Boost (A): om de snelheid te verhogen wanneer
het product wordt gebruikt maar geen sneeuw
uitwerpt of om de afstand te vergroten waarover
sneeuw wordt uitgeworpen.
•
Snel (B): standaardwerking
•
Langzaam (C): om de afstand te verminderen
waarover de sneeuw wordt uitgeworpen of om
het motorgeluid te verminderen
De gashendel gebruiken
•
Draai aan de gashendel om het motortoerental te
wijzigen.
De verwarmde handgrepen
gebruiken
•
Duw de schakelaar naar I om de verwarmde
handgrepen in te schakelen.
Laat de aandrijving of
125