VOLG DEZE INSTRUCTIES
Algemene veiligheidsmaatregelen
Lees en begrijp de veiligheidsinstructies voordat u begint met de instal-
latie, bediening, reparatie, onderhoud en vervanging van accessoires of
wanneer u in de buurt van een pneumatisch gereedschap werkt vanwege
meerdere gevaren. Doet u dit niet, dan kan dit ernstig letsel tot gevolg
hebben. Pneumatisch gereedschap mag alleen door gekwalifi ceerd en ge-
schoold personeel worden geïnstalleerd, afgesteld en gemonteerd. Breng
geen wijzigingen aan het pneumatische gereedschap aan. Wijzigingen
kunnen de effi ciëntie en de veiligheid verminderen en het risico voor de ge-
reedschapsaandrijver verhogen. Gooi de veiligheidsinstructies niet weg,
maar overhandig ze aan de bediener van het apparaat. Gebruik het pneu-
matisch gereedschap niet als het beschadigd is. Het gereedschap moet
periodiek worden geïnspecteerd op de zichtbaarheid van de overeenkom-
stig ISO 11148 vereiste gegevens. De werkgever/gebruiker dient zo nodig
contact op te nemen met de fabrikant om het typeplaatje te vervangen.
Gevaren door uitgeworpen onderdelen
Beschadiging van het werkstuk, toebehoren of zelfs van het ingestoken
gereedschap kan ertoe leiden dat er bij hoge toerentallen onderdelen wor-
den uitgeworpen. Gebruik altijd een slagvaste oogbescherming. De mate
van bescherming moet worden gekozen op basis van de werkzaamheden
die worden verricht. Zorg ervoor dat het werkstuk goed vastgeklemd is.
Gevaren verbonden aan verstrengeling
Gevaar verbonden aan verstrengeling kan verstikking, scalperen en/of
letsel veroorzaken wanneer losse kleding, sieraden, kettingen, haar of
handschoenen niet uit de buurt van het gereedschap of de accessoires
worden gehouden. Handschoenen kunnen verstrikt raken in een roteren-
de gereedschapshouder en kunnen uw vingers snijden of breken. Met
rubber beklede handschoenen of met metaal versterkte handschoenen
kunnen gemakkelijk verstrikt raken in bevestigingen die op de gereed-
schapshouder zijn geïnstalleerd. Draag geen los zittende handschoenen
of handschoenen met afgesneden of gerafelde vingers. Houd nooit de
gereedschapshouder, bevestigingen of verlengstukken van de gereed-
schapshouder vast. Houd uw handen uit de buurt van roterende gereed-
schapshouder.
Risico's verbonden aan het werk
Het gebruik van het apparaat kan de handen van de bediener blootstel-
len aan risico's zoals bekneld raken, stoten, snijden, schuren en hitte.
Draag geschikte handschoenen om uw handen te beschermen. De be-
diener en het onderhoudspersoneel moeten fysiek in staat zijn om met
de hoeveelheid, het gewicht en het vermogen van het gereedschap om te
gaan. Houd het toestel goed vast. Blijf paraat om normale of onverwachte
bewegingen tegen te werken en houd altijd beide handen beschikbaar.
Waar reactiemiddelen met koppelabsorptie nodig zijn, wordt waar mogelijk
het gebruik van een draagarm aanbevolen. Als dit echter niet mogelijk is,
is het raadzaam om handgrepen aan de zijkant te gebruiken voor rech-
te en pistoolgreepgereedschappen. Het gebruik van koppelstangen voor
schroevendraaiers met hoekschroeven wordt aanbevolen. Voor de boven-
staande reacties wordt in ieder geval het gebruik van koppelabsorberende
middelen aanbevolen: 4 Nm voor rechte gereedschappen, 10 Nm voor
pistoolgreepgereedschappen, 60 Nm voor haakse schroevendraaiers. Bij
O O R S P R O N K E L I J K E
NL
stroomuitval moet de druk op de start- en stopinrichting worden opgehe-
ven. Gebruik alleen de door de fabrikant aanbevolen smeermiddelen. De
vingers kunnen in schroevendraaiers met open grijpers worden geplet.
Gebruik geen gereedschappen in krappe ruimtes of druk de handen niet
tussen het gereedschap en het werkstuk, vooral niet wanneer u het los-
draait.
Gevaren door herhaalde bewegingen
Bij het gebruik van een pneumatisch werktuig voor repetitief werk wordt de
bediener blootgesteld aan ongemak voor handen, armen, schouders, nek
of andere lichaamsdelen. Bij het gebruik van pneumatisch gereedschap
moet de gebruiker een comfortabele houding aannemen om ervoor te zor-
gen dat de voeten correct zijn geplaatst en vreemde of onevenwichtige
houdingen te voorkomen. De operator moet gedurende een lange periode
zijn houding veranderen om ongemak en vermoeidheid te voorkomen. Als
de operator symptomen ervaart zoals aanhoudend of herhaald ongemak,
pijn, pulserende pijn, tintelingen, verdoofdheid, branderigheid of stijfheid, .
mag hij deze niet negeren, hij moet de werkgever erover inlichten en een
dokter raadplegen.
Gevaren veroorzaakt door accessoires
Gereedschap van de netvoeding loskoppelen, voordat u het ingestoken
gereedschap of accessoires vervangt. Raak de slagdoppen en de acces-
soires niet aan wanneer het apparaat in werking is, omdat dit het risico op
letsel, brandwonden of trillingen verhoogt. Gebruik accessoires en ver-
bruiksartikelen alleen in de door de fabrikant aanbevolen maten en typen.
Gebruik enkel slagdoppen die in goede staat verkeren; een slechte staat
of ongeschikte adapters gebruikt met krachtgereedschappen kunnen de-
sintegreren en een projectiel worden.
Risico's verbonden aan de werkplaats
Uitglijden, struikelen en vallen zijn de belangrijkste oorzaken van letsels.
Pas op voor gladde oppervlakken die door het gebruik van het apparaat
worden veroorzaakt en voor struikelgevaar dat door de luchtinstallatie
wordt veroorzaakt. Ga voorzichtig te werk in een onbekende omgeving.
Er kunnen verborgen gevaren zijn, zoals elektriciteit of andere nutsleidin-
gen. Het pneumatisch gereedschap is niet bestemd voor gebruik in een
explosiegevaarlijke omgeving en is niet geïsoleerd van contact met elek-
trische energie. Controleer of er geen elektrische kabels, gasleidingen,
enz. aanwezig zijn die bij gebruik van het apparaat tot beschadigingen
kunnen leiden.
Gevaren door dampen en stof
Stof en dampen van pneumatische werktuigen kunnen een slechte ge-
zondheidstoestand veroorzaken (bijvoorbeeld kanker, aangeboren mis-
vormingen, astma en/of huidontsteking), noodzakelijk zijn een risicobeoor-
deling en het gebruik van de gepaste controlemiddelen met betrekking
tot deze bedreigingen. De risicobeoordeling heeft ook betrekking op de
eff ecten van het stof dat door het gereedschap wordt gegenereerd en de
mogelijkheid van het doen opwaaien van bestaand stof. De luchtuitlaat
moet zodanig zijn gericht dat het ontstaan van stof in een stoffi ge omge-
ving tot een minimum wordt beperkt. Wanneer stof of dampen vrijkomen,
moet prioriteit worden gegeven aan de beheersing ervan aan de bron van
de emissies. Alle geïntegreerde functies en apparatuur voor het opvangen,
afvoeren of verminderen van stof of rook moeten volgens de aanbeve-
I N S T R U C T I E S
55