NL
vergrendeld in de aan-stand.
Bij het begin van het schaven, druk uitoefenen op het voorste deel van de schaafmachine en aan het einde van het schaven op
het achterste deel van de schaafmachine.
Voor het vooraf schaven kan de schaafdiepte worden vergroot, terwijl voor een optimale oppervlaktekwaliteit de schaafdiepte
moet worden verminderd en de schaafmachine langzamer moet worden verplaatst.
De schaafmachine in de achterste rand van de basis heeft een steun die, wanneer het achterste deel van de basis wordt opge-
tild, naar beneden valt en wanneer de schaafmachine wordt verplaatst, voorkomt dat de messen in contact komen met het te
bewerken materiaal (XII).
Til de standaard op voordat u de werkzaamheden hervat. Bij normaal bedrijf wordt de steunpoot tijdens de geleiding van de
schaafmachine op het te verwerken materiaal automatisch opgetild. Let op! Het is verboden om een schaafmachine met roteren-
de messen op de steun te laten staan.
De schaafmachine stopt met werken wanneer de druk op de schakelaar wordt opgeheven. De messen kunnen na het uitschake-
len van de motor nog enige tijd draaien.
Schaven van randen (XIII)
De schaafvoet heeft groeven van verschillende dieptes voor het eenvoudig snijden van de rand van het te bewerken materiaal.
Draai aan de knop om de schaafdikte aan te passen. Plaats de schaafvoet zo dat de groef de rand van het werkstuk bereikt. Begin
het werk alsof u een oppervlak aan het schaven bent.
Let op! Afhankelijk van de diepte van de groef is het mogelijk dat niet alle schaafdieptes beschikbaar zijn. Alleen de centrale groef
maakt het mogelijk om het volledige scala aan schaafdieptes te gebruiken.
Sponning frezen
Sponningen kunnen worden uitgevoerd met een van de meegeleverde hulpstukken. Bij het maken van sponningen wordt het be-
werkte oppervlak gedeeltelijk verlaagd. Sponningen kunnen worden gebruikt om de overlapping van houten elementen te verge-
makkelijken. Aanbevolen wordt om de breedte van de sponning te markeren voordat met het werk wordt begonnen, bijvoorbeeld
met een lijn die met een potlood wordt getekend.
Als een eendelig hulpstuk wordt gebruikt, moet het worden gemonteerd zoals aangegeven in de illustratie (XIV). De schaal op het
schaafhulpstuk geeft de sponningdiepte aan. Plaats de schaaf tegen de rand van het te schaven oppervlak, zodat het schaafblad
volledig tegen het te schaven oppervlak rust (XV). Begin met schaven zoals bij vlakschaven. De slede van het hulpstuk moet
altijd tegen het te bewerken oppervlak liggen. Aanbevolen wordt om de sponning geleidelijk te verdiepen tot de geplande diepte.
Bij gebruik van een tweedelig hulpstuk moet eerst de geleidestang (XVI) worden gemonteerd en vervolgens de geleider, zodat
de geleideslede zich onder de gereedschapsvoet (XVII) bevindt. De afstand "L" tussen de geleideplaat en de rand van het mes is
de breedte van de sponning (XVIII). Begin te werken op het houten oppervlak zoals bij het schaven. De geleideplaat moet altijd
tegen de rand van het te bewerken oppervlak liggen (XIX).
Aanbevolen wordt om de korting geleidelijk te verdiepen tot de geplande diepte.
Aanvullende opmerkingen
Schakel na afl oop van de werkzaamheden het gereedschap uit, verwijder de accu en voer het onderhoud en de visuele controle uit.
Het gereedschap is voorzien van een opbergvak voor de sleutels die nodig zijn om de schaafmessen (XX) te verwijderen en te
monteren.
ONDERHOUD EN CONTROLE
LET OP! Voordat men start met het afstellen, technisch onderhoud of het uitvoeren van controles dient de stekker van het
apparaat uit het stopcontact te worden gehaald. Aan het einde van de werkzaamheden dient men de technische staat van het
elektrische apparaat te controleren door middel van een visuele inspectie en een beoordeling van de behuizing, het handvat,
stroomkabel, doorgankelijkheid van de ventilatiesleuven, borstels die eventuele vonken afgeven, geluidsniveau van de werking
van de lagers en tandwielen, het opstarten en uniformiteit van de werking van het apparaat. Tijdens de garantieperiode dient men
het elektrische apparaat niet te demonteren en dient men tevens geen onderdelen te vervangen aangezien dit de garantie ongel-
dig zal maken. In geval van eventuele onregelmatigheden die tijdens een controle zijn vastgesteld of tijdens de werkzaamheden
dient het apparaat ter reparatie te worden aangeboden bij een daarvoor bestemd servicepunt. Na de werkzaamheden dient men
de behuizing, ventilatieopeningen, schakelaars, extra handvaten en behuizing schoon te maken door middel van bv. luchtdruk
(met een druk van max. 0,3 MPa), of door middel van een borstel/ kwast of droge doek zonder gebruik van chemicaliën en reini-
gingsvloeistoff en. Aanvullende onderdelen en de handvaten schoonmaken met een droge, schone doek.
O O R S P R O N K E L I J K E
I N S T R U C T I E S
84