ELEKTRISCHE BEDRADING
!
L E T O P
•
Wikkel de meegeleverde pakking rond de bedrading en vul het
kabeldoorvoergat met behulp het afdichtmateriaal, om de unit te
beschermen tegen condenswater of insecten.
•
Vestig de draden goed met de snoerklem aan de binnenkant van de
binnenunit.
•
Leid de draden door het uitdrijfgat in het zijpaneel wanneer u een
geleiding gebruikt.
•
Zet de kabel van de afstandsbediening met de snoerklem vast in de
elektrische box.
15.1 ALGEMENE CONTROLE
1 Controleer of de elektrische onderdelen die u apart hebt
aangeschaft (hoofdschakelaars, zekeringautomaten, kabels,
geleidingsaansluitingen en kabelklemmen) overeenkomen
met de elektrische gegevens vermeld in de technische
catalogus. Controleer of de onderdelen voldoen aan de
National Electrical Code (NEC).
2 Gebruik een afgeschermd gedraaid kabelpaar als
besturingskabel tussen de buitenunit en de binnenunit en als
besturingskabel tussen de binnenunits en als kabel van de
afstandsbediening.
15.2 VERMOGEN VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING
15.2.1 Minimaal benodigde draden voor
voedingsbron
•
Gebruik het systeem pas nadat alle controlepunten zijn
afgewerkt.
a. Controleer of de elektrische weerstand groter dan 1
megohm is door de weerstand te meten tussen de aarde
en de klem van de elektrische onderdelen. Gebruik het
systeem niet voordat eventuele elektrische lekken zijn
opgespoord en verholpen. Controleer of de sluitventielen
van de buitenunit volledig zijn geopend en start
vervolgens het systeem.
b. Controleer of de schakelaar van de hoofdvoedingsbron
minimaal 12 uur AAN heeft gestaan, zodat de
compressorolie is verwarmd door de carterverwarming.
•
Raak geen onderdelen aan de zijde van de uitlaatgassen aan
met uw hand. De compressorkamer en de leidingen aan de
uitlaatzijde bereiken een temperatuur van meer dan 90 ºC.
Voedings-
Model
bron
- werking
RPC-1.5FSR
RPC-2.0FSR
RPC-2.5FSR
1~ 230V
RPC-3.0FSR
50Hz
RPC-4.0FSR
RPC-5.0FSR
RPC-6.0FSR
233
PMML0551 rev.4 - 07/2023 - A10762310A
Diameter
Diameter
Maxi-
van voed-
transmis-
mum-
ingskabel
siekabel
stroom
EN 60335-
EN 60335-
(A)
1 *1
0.7
0.7
0.9
0.9
0.75mm
0.75mm
2
2.4
2.4
2.4
?
O P M E R K I N G
Voer de bedradingswerken uit in overeenstemming met deze handleiding
en met de Installatie- en bedieningshandleiding van de buitenunit.
3 Controleer of de netvoedingspanning binnen ± 10% van de
nominale spanning ligt.
4 Controleer het vermogen van de elektrische draden. Als het
vermogen van de voedingsbron te laag is, kan het systeem
bron starten wegens de spanningsverlies.
5 Zorg dat de aardedraad goed is aangesloten.
?
O P M E R K I N G
•
Volg de lokale voorschriften en richtlijnen bij het kiezen van kabels.
•
De kabeldiameters die in de tabel met *1 gemarkeerd zijn, zijn
gekozen voor de maximumstroom van de unit volgens de Europese
norm EN 60335-1. Gebruik kabels die niet lichter zijn dan normaal
en die met rubber beklede flexibele kabels zijn (code 60245 IEC 57)
of normale met polychloropreen beklede flexibele kabels zijn (code
60245 IEC 57).
•
Gebruik een afgeschermde kabel voor het transmissiecircuit en sluit
deze aan op een aardepunt.
•
Bij seriële aansluiting van de voedingskabels dient de desbetreffende
maximumstroom van iedere unit bij elkaar te worden opgeteld en de
kabels als volgt te worden gekozen.
Stroom i (A)
i < 6
6 < i < 10
10 < i < 16
16 < i < 25
25 < i < 32
32 < i < 40
40 < i < 63
1 *1
63 < i
2
Keuze volgens EN 60335-1
Kabeldiameter (mm
0,75
1
1,5
2,5
4
6
10
Als de stroom hoger is dan
63 A, mogen de kabels niet
serieel worden aangesloten.
)
2