Nederlands
A5E50802064-AA
1 Adereindhuls
2 Doorsnede > 2 mm
Figuur 1-2
Inbrengen van de aansluitkabels van de laadspanning in de kabelrangeerruimte.
Buitendiameter van de kabels > 2 mm (onderaanzicht)
Het kan eveneens gebeuren dat tussen de afzonderlijke modulen de minimale draadlengte niet wordt
aangehouden, bijv. als zowel ex- als standaardmodules gemengd worden gebruikt. Als de minimale
draadlengte tussen leidende delen van de ex- en standaardmodules < 50 mm bedraagt, dan heeft u
de volgende mogelijkheden om de draadlengte tussen de modules aan te houden:
1. Gebruik het ex-scheidingselement (6ES7 195-1KA00-0XA0) in combinatie met busmodule met
actieve achterwandbus.
2. Als u geen busmodule met actieve achterwandbus gebruikt, kan alternatief de plaatshoudermodule
DM 370 (6ES7 370-0AA01-0AA0) worden geplaatst.
• Bij de bedrading moet u op een strikte scheiding van intrinsiek veilige en niet-intrinsiek veilige
leidingen letten. Zij dienen in van elkaar gescheiden kabelkanalen te worden geleid.
• De analoge module moet werken met een "veilige functionele lage spanning". Dit betekent, dat er op
deze modules ook ingeval van een storing slechts een spanning van
Um ≤ 60 V (DC) resp. 30 V (AC) mag inwerken.
Alle spanningsbronnen, bijv. interne belastingsspanningen DC 24 V, externe belastingsspanningen
DC 24 V, busspanning DC 5 V moeten dusdanig met elkaar galvanisch verbonden zijn, dat het ook bij
potentiaalverschillen niet tot een spanningssommatie bij de afzonderlijke spanningsbronnen komt,
zodat de foutspanning Um wordt overschreden.
Nederlands