UITPAKKEN
LET OP! Pak na ontvangst de doos zorgvuldig uit. Controleer of alle onderdelen aanwezig- en in goede staat ontvangen zijn. Bij
transportschade of bij het ontbreken van onderdelen onmiddellijk de verkopende partij inlichten. Bewaar de verpakking en het
verpakkingsmateriaal. Indien het product moet worden teruggestuurd, is het belangrijk dat het product in originele verpakking
wordt geretourneerd. Schakel het apparaat niet onmiddellijk in als het apparaat is blootgesteld aan drastische
temperatuurverschillen (bv. na het transport). De ontstane condensatie kan het apparaat beschadigen. Zorg ervoor dat het
apparaat eerst op kamertemperatuur komt alvorens het aan te sluiten.
AANSLUITSPANNING
Op het label aan de achterzijde/onderzijde van het product staat aangegeven op welke netspanning deze moet worden
aangesloten. Controleer of de netspanning hiermee overeenkomt. Bij alle andere netspanningen dan aangegeven kan het
apparaat onherstelbaar worden beschadigd. Tevens moet het apparaat direct op de netspanning worden aangesloten en mag
géén dimmer of regelbare voeding worden gebruikt.
Sluit het apparaat altijd aan op een beschermd circuit (aardlekschakelaar of zekering). Zorg ervoor dat het apparaat
voldoende elektrisch is geaard om het risico op elektrocutie of brand te vermijden.
VOORPANEEL
1. AAN/UIT
Indrukken om het apparaat aan of uit te zetten. Als het is ingeschakeld, brandt
de LED.
2. ASSIGN
Gebruik om de ingangsbron voor kanaal 1 te selecteren (lijn of microfoon).
3. GAIN
Draaien om het ingangsniveau van de microfoon aan te passen.
4. MICROFOONINGANG
Gebalanceerde XLR-microfooningang.
5. LED INDICATOREN
LED signaal- en clipindicatoren. De signaal-LED gaat branden als er een signaal wordt gedetecteerd op
de ingangsconnector. De clipindicator gaat branden als het kanaal wordt overbelast. Verlaag in dat geval
het niveau.
6. ST2 / AUX
Draaien om de niveaus aan te passen die van elk kanaal naar ST 2 / AUX worden gestuurd.
7. ST 1
Draaien om de niveaus aan te passen die van elk kanaal naar ST 1 worden gestuurd.
8. LED INDICATOREN
LED-indicatoren die het uitgangsniveau van het bijbehorende kanaal aangeven.
De clipindicator brandt als het kanaal overbelast is. Verlaag in dat geval het
niveau.
9. MONO
Druk op deze toets om mono-modus voor het bijbehorende kanaal te selecteren.
10. VOLUME
Draaien om het uitgangsvolume van het kanaal aan te passen.
11. UITGANGSKEUZESCHAKELAAR
Gebruiken om de uitgangsmodus te bepalen. Met de knop in de "uit" positie, is ST 1 geselecteerd. Als de knop wordt
ingedrukt, is ST 2/AUX geselecteerd.
12. VOLUME HOOFDTELEFOON
Draaien om het uitgangsvolume van de hoofdtelefoon aan te passen.
13. HOOFDTELEFOONUITGANG
3,5 mm en 6,3 mm aansluitingen voor het aansluiten van stereo-hoofdtelefoons.
ACHTERPANEEL EN BEDIENINGSELEMENTEN AAN DE ONDERKANT
1. ST 2/AUX UITGANG
XLR en RCA stereo lijnuitgangen voor ST 2/AUX kanaal.
2. ST 1 UITGANG
XLR en RCA stereo lijnuitgangen voor ST 1 kanaal.
3. GND (GROUND)
Signaalaardeconnector (geen elektrische veiligheids-
GND).
4. GROUND LIFT
Aardingshefschakelaar. De aardverbinding kan worden opgeheven door de schakelaar in de linker positie te zetten. De
opheffing is ook effectief als het apparaat is geaard via de GND-aansluiting.
5. ASSIGN
Hiermee bepaal je waar de inkomende signalen van de masteringang naartoe worden geleid. (ST 1, ST 2 of beide).
6. ST 2 UITGANG
6,3 mm gebalanceerde lijnuitgangen.
7. MASTER BUS INGANG
6,3 mm gebalanceerde lijningangsaansluitingen. Het ingangssignaal kan worden
gerouteerd naar ST 1, ST 2 of beide met de toewijzingsschakelaar.
6